152: Archief van L'Affranchissement Brussel

Ledenlijsten een vergaderingsverslagen (1873-1876, 1885, 1898-1903, 1911-1914, 1918-1919, 1924), met ingesloten: brieven, doodsberichten en financiële stukken (1866-1924).

Saved in:
Bibliographic Details
Raadpleegbaarheid:raadpleegbaar
Reference code:152
Level of description:archief
By: L'Affranchissement
Date:1873-1924
Tags: Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
Description
Summary:Ledenlijsten een vergaderingsverslagen (1873-1876, 1885, 1898-1903, 1911-1914, 1918-1919, 1924), met ingesloten: brieven, doodsberichten en financiële stukken (1866-1924).
Date:1873-1924
Physical description:[9 microfiches]
Notes:[De stukken werden in 1996 in opdracht van Amsab-ISG in Moskou gemicrofilmd.]
***********
Biografie: Het Brusselse "L'Affranchissement" was de eerste vrijdenkersvereniging in België. De stichtende leden situeerden zich in kringen van de democratische beweging die sinds 1830 actief was in de hoofdstad. Toen de ambachtelijke groepering "La Fraternelle", ontstaan naar aanleiding van de beroering in 1848 ontbonden werd, besloten de resterende leden in 1854 tot de oprichting van een vrijdenkersmaatschappij. Deze vereniging met sterk atheïstische inslag stelde de organisatie van burgerlijke begrafenissen als hoofdobjectief. Daarmee verschanste de prille socialistische beweging zich in een filosofisch gerichte rationalistische organisatie. "L'Affranchissement" kende vrij vlug een stijgend ledental. Er werd voornamelijk gerecruteerd via de beroepsorganisaties van kleermakers, schoenmakers, het boek-, drukkers- en huisinrichtingsbedrijf, en in de kleine middenstand die er sociaal mee in symbiose leefde (kleine winkeliers, kappers, herbergiers). Een sociaal homogene groep waarbinnen evenwel zeer verscheidene politieke visies leefden. Naast de revolutionaire - anarchistische - strekking van de kleermaker Nicolas Coulon en de schoenmaker Jan Pellering was er de meer gematigde groep rond de typograaf Désiré Brismée die prioriteit verleende aan de uitbouw van sterke eigen organisaties. De vrijdenkersvereniging groeide uit tot het ontmoetingspunt waarin alle strekkingen van de Brusselse linkerzijde bijeengebracht werden; in die zin was "L'Affranchissement" de moedervereniging van het Brusselse en Belgische vrijdenken. Al vlug kwam het tot een afsplitsing van de groep rond Brismée in de vrijdenkersorganisatie "Les Solidaires" (°1857). Die zou met de oprichting in 1860 van haar politieke onderafdeling "Le Peuple" een wezenlijke bijdrage leveren tot de actie van de Eerste Internationale in ons land. De "Solidaires" zouden tot aan de oprichting van de Belgische Werkliedenpartij in 1885 een zeer grote invloed uitoefenen op de socialistische beweging te Brussel; ze leverde trouwens belangrijk personeel voor de beginnende partij. In 1863 kwam er een andere afsplitsing van "L'Affranchissement" onder de vorm van de vrijdenkersgroep "La Libre Pensée" die in de daaropvolgende jaren met succes naar erkenning zocht in progressief-liberale kringen en uitgroeide tot het centrum van het burgerlijk rationalisme in België. "L'Affranchissement" bleef op die manier onder impuls van een harde kern (met Coulon en Pellering) het exclusieve opvangcentrum van de meest revolutionaire socialistische vrijdenkers terwijl de meer gematigden elders een onderkomen vonden. De afscheuringen en het succes dat de nieuwe verenigingen, betekenden een rem op de werking van "L'Affranchissement". De recrutering van nieuwe leden ging in de tweede helft van de zestiger jaren veel moeizamer. Er werden vooral echtgenotes van leden ingeschreven. Wel was er in 1864-65 nog de toetreding van de socialistische theoreticus César De Paepe. Maar in die periode vielen nog weinig tekenen van dynamisme te bespeuren. In de periode van de Eerste Internationale in ons land (vanaf 1865) komt "L'Affranchissement" nauwelijks in beeld. Begin jaren '70 werden er praktisch geen vergaderingen meer gehouden en verkeerde de vereniging in crisis. In 1872 keerde het tij. In een klimaat van verwarring na het uiteenvallen van de Eerste Internationale dat jaar, vingen de vrijdenkersbonden veel van de politiek actieven op. De revolutionair gezinden zochten vooral "L'Affranchissement" op dat op die manier nieuw leven werd ingeblazen. De actieve kern - met nog steeds Coulon en Pellering - werd onder meer aangevuld met de graficus L. Van Petegem. Het werd een bijzonder dynamische periode voor de organisatie. De statuten werden gewijzigd, nieuwe bestuursfuncties gecreëerd, brochures uitgegeven en veel nieuwe leden gerecruteerd. Vergaderingen met tientallen aanwezigen waren geen uitzondering en in 1874 had de viering plaats van het twintigjarig bestaan. In deze nieuwe periode van hoogconjunctuur voor de vereniging kwam het ook tot een fundamentele functieverschuiving; de organisatie van burgerlijke begrafenissen bleef belangrijk maar "L'Affranchissement" werd in de eerste plaats een debate-club waar men vrijuit discussieerde over het rationalisme in al zijn aspecten. Na 1876 zijn we veel minder goed gedocumenteerd omtrent de activiteiten van de vrijdenkersvereniging. De partieel bewaarde archieven stellen ons in staat tot enkele momentopnames van de periodes omstreeks 1885, van rond de eeuwwisseling en van kort voor en na de Eerste Wereldoorlog. Daaruit kunnen we afleiden dat de organisatie duidelijk over haar hoogtepunt heen was. De dood van Jan Pellering in 1877 betekende ontegensprekelijk een zwaar verlies voor de vereniging. Daarnaast was er de zoveelste aderlating als gevolg van afscheuring, ditmaal onder impuls van Van Petegem die samen met een aantal actieve leden "Les Cosmopolitains" oprichtte. Uit ongenoegen met de onverzettelijke houding van de anarchisten om zich aan te sluiten bij de socialistische vrijdenkersfederatie die ondertussen was opgericht. In verslaggevende documenten over 1885 vinden we de weerslag terug van een minimale werking. Onder impuls van nieuwe figuren - Hubert Driesman als "begrafenisdirecteur" en Désiré Demey als secretaris - wordt maandelijks vergaderd. Nauwelijks 4 tot 6 aanwezigen handelen vooral de interne organisatorische kwesties af. De recrutering lijkt op een laag pitje te staan, het ledental is teruggevallen tot 48 (op de ledenlijst van 1885 herkennen we de namen van César De Paepe, Eugène Steens, Agathon De Potter, Nicolas Coulon, Victor Arnould en Paul Janson). Fusiebesprekingen vanuit "Les Solidaires" en "Les Cosmopolitains" leidden tot niets en in mei 1885 worden de statuten van de Federatie van Rationalistische Verenigingen als anti-democratisch afgewezen. Illustratief voor de principiële opstelling van het bestuur is het commentaar op het toesturen van de ontwerpstatuten geadresseerd aan "voorzitter" Coulon: "Les membres de L'Affranchissement, étant anti-autoritaire, n'ont jamais voulu de président". Vanuit haar zelfgekozen isolement zal de oudste vrijdenkersvereniging van het land zich verder marginaliseren ten opzichte van een ééngemaakte vrijdenkersbeweging die in de daaropvolgende jaren in ons land een grootschalige uitbreiding realiseert. Er is sprake van meer dan 150 bonden met een globaal ledental van omtrent 16.000. Deze bloeiperiode gaat evenwel voorbij aan "L'Affranchissement". Voor de jaren 1899-1900 krijgen we op basis van de maandelijkse bestuursverslagen aanvankelijk eenzelfde beeld te zien als in 1885. De activiteit staat nog steeds op een laag pitje. Léon Dupaix, behanger, heeft als secretaris de fakkel overgenomen. In zijn verslag over het jaar 1899 lezen we: "Très peu d'assiduité de la part des membres et par ce fait très peu de discussions philosophiques". Maar blijkbaar heeft "L'Affranchissement " ondertussen haar "isolationisme" doorbroken en zich geïntegreerd in de bestaande structuren op regionaal (Fédération Régional Rationaliste de l'agglomération Bruxelloise), nationaal (Fédération National des Sociétés des Libres Penseurs) en internationaal vlak. De vereniging stuurt een afgevaardigde (Delesalle) naar een internationaal vrijdenkerscongres in 1900 in Parijs. Emile Pellering (zoon van medeoprichter Jan Pellering) en Léon Dupaix (die overlijdt in 1902) slagen erin om de activiteiten wat aan te zwengelen. De propaganda wordt opnieuw aangepakt met de uitgave van een aantal brochures en de organisatie van conférences (o.m. door Isabelle Gatti de Gamond, lid van de vereniging). Er komen ook "filosofische zittingen" - die openstaan voor alle vrijdenkers - waarin artikels en brochures worden voorgelezen en besproken. Een ernstige poging om weer aansluiting te vinden bij de huisstijl van de aanvangsjaren. Het ledental vertoont een lichte stijging: van 61 in 1898 naar 68 in 1901. Daarmee gaat "L'Affranchissement" weer tegen de algemene tendens in: vanaf 1900 wordt steeds duidelijker dat de vrijdenkersbeweging over haar hoogtepunt heen is. Zowel maatschappelijke evoluties als politieke factoren speelden daarin mee. Burgerlijke begrafenissen waren in de grote stedelijke agglomeraties geen uitzonderlijk gebeuren meer, progressieve gemeentebesturen troffen zelfs de nodige voorzieningen. De vrijdenkersverenigingen waren bovendien politiek veel minder relevant voor de socialistische beweging en nog voor de Eerste Wereldoorlog kwam het tot een geforceerde collectieve uittreding uit de BWP. Ook de "moeder van alle vrijdenkersorganisaties" ging op zoek naar een nieuwe invulling van haar werking. De oorspronkelijke politieke dimensie is daarin ver te zoeken. De vroeger zo verguisde "mutualistische" opstelling wordt openlijk besproken op de bestuursvergaderingen; hoewel het voorstel tot oprichting van een hulpkas voor ziekte er niet wordt weerhouden. Toch zal deze tendens zich doorzetten en na de Eerste Wereldoorlog functioneert ook in de schoot van "L'Affranchissement" een hulpkas. Door de betaling van hun maandelijkse bijdragen dekken de leden zich in tegen de financiële risico's verbonden aan het begrafenisgebeuren. Bij overlijden worden alle kosten door "L'Affranchissement" uitbetaald. De boekhoudkundige realiteit leidt tot het verfijnen van de afspraken terzake. Een nieuw lid (verzekerde) ouder dan vijftig, betaalt de bijdragen (premies) vanaf zijn vijftigste met terugwerkende kracht alvorens te kunnen genieten van alle voordelen. Net als vele andere vrijdenkersorganisaties in ons land neemt "L'Affranchissement" in die periode een soort verzekeringsfunctie op. Daarmee kwamen ze op termijn in het vaarwater terecht van verzekeringsmaatschappijen. Een constellatie waarin ze zich moeilijk staande konden houden. Daarnaast bleef er uiteraard een vrijzinnig engagement dat zich onder meer vertaalde in een actieve deelname in de campagne tegen de schoolwet van de katholieke minister Schollaert, steun aan het Orphelinat Rationaliste te Vorst en het verspreiden van het vrijzinnig gedachtengoed via manifestaties, lezingen en brochures...Ze werken ook mee aan initiatieven als "Het Feest van de Jeugd", het vrijzinnig alternatief voor de katholieke Plechtige Communie. Daarmee bouwden de vrijdenkersverenigingen in het algemeen en "L'Affranchissement" in het bijzonder mee aan de vrijzinnige tradities van ons land. De terugval van de vrijdenkersbeweging die voor de Eerste Wereldoorlog al duidelijk was, zette zich na de wapenstilstand nog sterker door. In een snel veranderende maatschappelijke context kwam het tot een verdere depolitisering van de vrijdenkersbeweging. Een evolutie waarmee vooral de radicale vleugel het moeilijk had. Concrete gegevens over de "L'Affranchissement" ontbreken - de laatste documenten dateren uit 1924 - maar het is duidelijk dat de oudste der vrijdenkersorganisaties in België in de loop van de tussenoorlogse periode haar activiteiten stopzet.
***********
Archiefgeschiedenis: De archieven van "L'Affranchissement" kwamen eind jaren '20 in handen van Georges Masure, de secretaris van de vrijdenkersvereniging "Les Solidaires". Via de weduwe Brismée werden de verslagboeken samen met enkele andere stukken in augustus 1938 overgedragen aan het pas opgestarte Nationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. Met de roof van dit instituut door de nazi-bezetter tijdens de oorlog begint een zwerftocht die uiteindelijk resulteert in de huidige toestand van verspreiding van het materiaal van L'Affranchissement over een drietal instellingen.Het iconografisch materiaal kwam na de oorlog terecht in het Emile Vandervelde Instituut, waar ook het bibliotheekmateriaal dat tijdens de oorlog naar Amsterdam was gestuurd een onderkomen vond. Het gros van het archiefmateriaal dat naar Berlijn was doorgestuurd, maakte deel uit van het pakket archiefmateraal dat op het einde van de oorlog in handen kwam van het Rode Leger. Samen met vele andere door de Duitsers in beslag genomen archieven vond het een onderkomen in de depots van het "Osoby-archief" te Moskou. Daar werden de verslagboeken in mei '92 aangetroffen door Amsab-vorsers op zoek naar de verloren schatten van het Nationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. In afwachting van restitutie van het originele materiaal liet Amsab een microfilm aanmaken. Na de teruggave aan België kwamen de originele archiefbescheiden terecht bij het Institut Emile Vandervelde te Brussel.Ondertussen was een "verdwaald" archiefstuk al via een andere weg terug in ons land toegekomen. Het Poolse Staatsarchief schonk in 1960 immers het verslagboek over de jaren 1860-1874 aan het Rijksarchief te Brussel, dat de aanwinst registreerde met als vermelding: "stuk in beslag genomen door de Duitsers tijdens de oorlog", maar ook: "Origine inconnue". Een treffende illustratie van de archiefchaos veroorzaakt door de Tweede Wereldoorlog.