001/00064: Lijst van personeel in dienst op 31 december 1943
Saved in:
Raadpleegbaarheid: | Het archief is raadpleegbaar mits toestemming van de verantwoordelijke archivaris. |
---|---|
Reference code: | 001/00064 |
Level of description: | stuk |
By: | |
Date: | 1944-1944 |
Tags: |
Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
|
Date: | [1944] |
---|---|
Physical description: | [1 stuk] |
Notes: | Biografie: Naar het voorbeeld van Gent, Antwerpen en Brussel werd in Leuven kort na de oprichting van de BWP (1885) een coöperatieve vennootschap opgericht. De oprichting en ontwikkeling hiervan waren van doorslaggevende betekenis voor de consolidatie van de hele socialistische beweging in de regio. De aanzetten tot commerciële activiteiten en de inschrijvingen van de allereerste aandeelhouders begonnen al in 1886. De stichting van de vennootschap werd op 15 februari 1887 notarieel verleden onder de benaming De Proletaar, société coopérative pour la création et l’exploitation d’établissements économiques, afgekort tot De Proletaar. Zo’n 110 personen tekenden in op aandelen van 5 frank. Met een startkapitaal van 600 frank huurde de maatschappij een huisje in de Statiestraat. Kort daarna rezen er problemen met het huurcontract en week men uit naar de Parijsstraat, waar in het begin een beenhouwerij, café, schoen- en kleerwinkel gevestigd waren. In december 1888 opende men er een bakkerij, met financiële steun van o.a. Vooruit in Gent en het Volkshuis in Brussel. De verkoopcijfers stegen en het aantal leden en organisaties die bij de coöperatie onderdak kregen, breidde in die mate uit dat er opnieuw moest worden uitgekeken naar een groter gebouw. De nieuwe bestemming werd de Mechelsestraat, ingehuldigd in 1892 en uitgerust met een feestzaal, café en mechanische bakkerij. Een centrale figuur in de beginjaren was medeoprichter Prosper Vanlangendonck. Deze schoenmaker bracht het tot directeur van de coöperatie en combineerde dit met nog diverse functies binnen de socialistische beweging. Hij was in 1900 verkozen tot volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Leuven en had in 1897 aan de basis gelegen van de oprichting van Immer Hooger, een coöperatie voor de productie van schoenen. De cumul van functies en het failliet van de productiecoöperatie leidden in 1911 uiteindelijk tot zijn vertrek. Tot aan de Eerste Wereldoorlog breidde De Proletaar haar handelsactiviteiten uit en vestigde ze als machtigste socialistische organisatie filialen in de gemeenten Aarschot, Herent, Tienen en Zichem. Er kwamen o.a. een sigarenfabriek, twee bakkerijen en twee volksapotheken bij. Door het ter beschikking stellen van haar infrastructuur en door de subsidiëring van de verkiezingspropaganda en de diverse culturele en ontspanningskringen, overvleugelde ze de hele socialistische beweging. Ze bood vanaf 1898 in de Mechelsestraat bovendien onderdak aan de drukkerij Excelsior, waar De Volkswil (het orgaan van de Leuvense BWP-arrondissementsfederatie) van de persen rolde. Deze productiecoöperatie werkte vanaf 1902 verder onder de naam De Zaaier. Behalve de sigarenfabriek en de drukkerij was aan De Proletaar nog een derde productieactiviteit verbonden. Dit was de brouwerij La Fleur d’Or, die vanaf 1908 gehuurd en nog net voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog gekocht werd van de vennootschap in liquidatie J.F. Peeters en Compagnie. Tijdens de oorlogsjaren was De Proletaar betrokken bij de werking van de hulp- en voedselcomités en deed ze aan broodbedeling. Behalve het volkshuis van Aarschot dat door de Duitsers verwoest werd, gingen de zaken in de andere vestigingen gewoon verder. Na de wapenstilstand kende De Proletaar een opmerkelijke vooruitgang. Zo steeg de totale omzet van 630.000 frank in 1919 naar 3 miljoen frank in 1920. In 1927 bedroeg de omzet al meer dan 6,5 miljoen frank. Die stijging was in belangrijke mate te wijten aan de expansiepolitiek die de beheerders in de eerste helft van de jaren 1920 voerden. Zo werden er nieuwe bijhuizen geopend in Blauwput, Boortmeerbeek, Budingen, Haacht, Herent, Heverlee en Wilsele. In Leuven zelf vestigde men nieuwe filialen in de Brusselsestraat, de Naamsestraat en de Tervuursestraat en in Aarschot werd het volkshuis heropgebouwd. Ook het cliënteel, dat tijdens de bezettingsjaren noodgedwongen een beroep had moeten doen op de coöperatie, bleef trouw. Naast het aanbieden van verbruiksartikelen, bood De Proletaar samen met de mutualiteit ook geneeskundige diensten aan via de ziekenbond César De Paepe. Deze dienst was gegroeid uit een hulpkas voor zieke leden die tegen een bepaalde inleg een aantal weken van brood werden voorzien. Nog in de jaren 1920 konden de leden en organisaties met hun spaargeld bij De Proletaar terecht. Hieruit ontstond in 1932 een afzonderlijke coöperatie Spaarkas De Proletaar. De snelle uitbreiding van het aantal winkels en diensten resulteerde in de tweede helft van de jaren 1920 in een dalende winst, ondanks de stijgende verkoopcijfers. Oorzaak was de zware hypothecaire last, in combinatie met stijgende onderhoudskosten voor het patrimonium en een verslechterd beheer. De drie bakkerijen (Aarschot, Leuven en Tienen) werkten onder de verwachtingen maar vooral de brouwerij was verlieslatend. Met haar bieren Peeterman en Bruine was ze niet opgewassen tegen een sterke concurrent als Artois. Op negen jaar tijd volgden vier directeurs elkaar op. Om aan de neerwaartse spiraal een einde te stellen, besloot men de hulp in te roepen van de Office Coopératif Belge (Belgische Samenwerkende Dienst) en het Volkshuis in Brussel. Er werd in 1928 een gezamenlijke commissie (‘Kommissie van zeven’) gevormd die tot eind 1931 de bevoegdheden van de beheer- en bestuurraad overnam en een rationalisatie van de coöperatie aanvatte. Zonder veel resultaten, de cijfers verbeterden nauwelijks. In 1932 was de rol van de commissie uitgespeeld en werd via een statutenwijziging een nieuwe bestuursstructuur uitgetekend. Voortaan werd de beheerraad samengesteld uit afgevaardigden van de plaatselijke afdelingen (Leuven, Tienen, Aarschot, Haacht, Herent, Boortmeerbeek), aangesteld door de algemene vergadering. In die beheerraad werden vier plaatsen voorbehouden voor het personeel en twee voor een technische afvaardiging, aangeduid door de Belgische Samenwerkende Dienst. Het dagelijks beheer van de coöperatie was in handen van een uitvoerend bestuur, dat samengesteld was uit de afgevaardigd beheerder, de bestuurder en twee leden van de beheerraad. Het toezicht berustte bij een college van commissarissen. Na de jaren van algemene economische recessie en de crash van de Belgische Bank van de Arbeid in 1934, werden vanaf 1936 enkele reorganisaties doorgevoerd in de bakkerijen en in de achteruitgaande brouwerij. De winkels werden heringericht en begonnen te werken met nieuwe reclame- en verkoopmethoden. Spijts deze inspanningen gingen de verkoopcijfers eind jaren 1930 achteruit. De bezettingsomstandigheden verscherpten de problemen alleen maar zodat in 1941 beslist werd om 11 eigendommen in Aarschot, Haacht, Herent, Heverlee, Kessel-Lo en Leuven te verkopen. De opbrengst hiervan liet toe de maatschappij terug gezond te maken en de spaarders die getroffen waren door het failliet van de Belgische Bank van de Arbeid, voor een groot stuk terug te betalen. Ondertussen was men ook gestopt met het brouwen van bier. De bouwvallige gebouwen van de brouwerij werden in 1942 afgebroken. Na de bevrijding belemmerde vooral het gebrek aan geldmiddelen een heropbroei van De Proletaar. Door de hogere prijzen daalden de brutowinstmarges terwijl de onderhoudskosten, lonen en sociale lasten stegen. Ook in de jaren 1950 ging de toestand van de coöperatie erop achteruit. Enkele winkels moesten worden gesloten en de bakkerij en overgebleven winkels noteerden een steeds verder dalende verkoop. Uiteindelijk was de enige redding voor het voortbestaan van de coöperatie in Leuven een fusie met de sm Vooruit arrondissement Mechelen op 8 mei 1962. De nieuwe maatschappij, de coöperatieve vennootschap Vooruit Mechelen-De Proletaar, zou nog blijven werken tot 1982. |