143/00001: Uitnodigingen, kasstukken en brieven van Provinciaal Comité Winterhulp Oost-Vlaanderen, Plaatselijk Comité Winterhulp Gent e.a. aan Gustaaf Willems omzendbrieven van Centraal Uitvoerend Comité Winterhulp Brussel, Provinciaal Comité Winterhulp Oost-Vlaanderen en Plaatselijk Comité Winterhulp Gent betreffende aktiviteiten en vergaderingen Winterhulp.
Saved in:
Raadpleegbaarheid: | Het archief is raadpleegbaar mits toestemming van de dienstdoende archivaris. |
---|---|
Reference code: | 143/00001 |
Level of description: | stuk |
By: | |
Date: | 1940-1943 |
Tags: |
Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
|
Date: | 1940-1943 |
---|---|
Physical description: | [1 omslag] |
Notes: | Biografie: Op 29 oktober 1940 richtten de Duitse bezetter en de Belgische overheid de openbare hulporganisatie Winterhulp op, met de bedoeling om de nijpende voedselproblemen op te lossen die als gevolg van de oorlog waren ontstaan. De opdracht van de nieuwe organisatie was drieledig. Ten eerste moest ze materiële en morele steun verlenen aan behoeftigen, ten tweede moest ze de nodige middelen daarvoor verzamelen en ten derde de activiteit van bestaande openbare en private instellingen met gelijkaardige doelstellingen ordenen en verstevigen. De hulpverlening situeerde zich op diverse terreinen en was gebonden aan bepaalde principes. Om te beginnen werd er enkel steun in natura gegeven: soep, melk, brood, maaltijden, kleding, steenkool ... Daarnaast was de steunverlening nooit gratis. Ten slotte situeerden de bedelingen zich in het kader van de heersende rantsoeneringen. De steun betekende met andere woorden geen aanvulling op de vastgestelde rantsoenen, maar je kon het officiële rantsoen gemakkelijker en aan goedkopere prijzen krijgen. Aanvankelijk was volkssoep uitdelen een van de belangrijkste activiteiten: in de eerste winter waren er 30.000 rantsoenen per dag. Door de verbetering van de voedseldistributie werd het zwaartepunt geleidelijk aan verlegd naar de scholen: onder meer soep, melk, chocolade, levertraan, vitaminen en Winterhulpkoeken werden meestal gratis in de scholen uitgedeeld. Om de hulpverleningsacties mogelijk te maken, moest Winterhulp kunnen rekenen op aanzienlijke inkomsten. Die evolueerden van 355 miljoen in het eerste boekjaar naar 1063 miljoen in het vierde boekjaar. De Belgische schatkist zorgde voor het grootste deel daarvan. Verder werd er van iedere Belg een solidariteitsbijdrage verwacht die in verhouding stond tot zijn inkomen. De rest werd verzameld door middel van giften en de organisatie van loterijen, collectes ... De organisatie kreeg een nationale structuur. Naast een Centraal Uitvoerend Comité met zetel in Brussel, werden er in de verschillende Belgische provincies Provinciale Comités opgericht, met uitzondering van de provincie Brabant waar drie Arrondissementele Comités werkzaam waren. Op het derde niveau functioneerden de Plaatselijke Comités. In september 1941 hadden 2400 van de 2670 gemeenten een eigen Winterhulpcomité. Daarin zetelden vaak onderwijzers, geestelijken, industriëlen, vertegenwoordigers van de Commissies van Openbare Onderstand, gemeentelijke mandatarissen, landbouwers ... Paul Heymans, gewezen minister en gouverneur van de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid (NMKN), werd voorzitter van het Centraal Uitvoerend Comité. De toenmalige voorzitters van het Belgische Rode Kruis en het Vlaamse Kruis werden ondervoorzitters. Winterhulp was van meet af aan voorwerp van discussie. Daarvoor was in de eerste plaats de benaming van de nieuwe organisatie verantwoordelijk, die associaties opriep met het gelijknamige nationaalsocialistische Winterhilfswerk in Duitsland. Het suggestieve karakter van de benaming gaf de bevolking aanleiding tot een twijfelende of zelfs afwijzende houding. |