596/00059: Ingekomen stukken van de Vereniging van Organisaties voor Kunstzinnige Vorming

Saved in:
Bibliographic Details
Raadpleegbaarheid:Het archief is raadpleegbaar mits toestemming van de dienstdoende archivaris.
Reference code:596/00059
Level of description:stuk
By: Kultureel Front Vlaanderen (KFV)
Date:1985-1990
Tags: Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!

Description
Date:1985-1990
Physical description:[1 pak]
Notes:Biografie: In de jaren zestig ontstond bij veel bij jongere theatermakers en acteurs een gevoel van onvrede met het bestaande toneelbestel en de artistieke ambities van de toneelgezelschappen.. De bestaande toneelwereld werd een verstard houding verweten met een weinig geïnspireerde reperoirekeuze en zonder enige belangstelling voor vernieuwingen. De periode rond mei ’68 is ook in de theaterwereld een scharniermoment. Vooraf kwamen in de zogenaamd burgerlijke theaters al maatschappijkritische stukken aan bod, maar slecht met mate. Er ontstonden groepen die puur politiek theater maakten waarbij het accent verlegd werd van “de wereld te interpreteren” naar “haar te veranderen”. Theater moest niet alleen amusement als doel hebben, maar moest het publiek activeren en inzicht te verschaffen in de maatschappelijke tegenstellingen. Maatschappelijke engagement was in die jaren meer dan een term: het stond voor een wezenlijke houding van waaruit toneel werd gemaakt. Tal van acties en initiatieven zagen het daglicht. Er kwam ruimte voor nieuwe gezelschappen, voor andere vormen van maken en presenteren en voor toneel dat zich een andere plek toekende dan de grote gezelschappen voorheen hadden gedaan. In die periode ontstaan groepen zoals Het Trojaanse Paard, Mong en zijn Vieze Gasten, de Internationale Nieuwe Scene, De Barst, …. Het Kultureel Front Vlaanderen ging van start als de Vlaamse afdeling van het “Kultureel Front” dat in zijn beginjaren (1969-1970) voornamelijk in Nederland actief was rond de subsidiestrijd voor politieke theaters. KFV zal het Nederlandse Front in ledenaantal snel overvleugelen. Het KFV ging dan ook meer autonoom werken met vanaf 1974 een eigen secretariaat. Niet alleen het aantal leden steeg, maar ook de verscheidenheid werd groter met professionele- en amateurtheaters, filmproducenten en –verspreiders, kindertheaters, poppenkasten, tijdschriften, zangkoren, muziekgroepen, uitgevers en drukkers, grafische collectieven. Voor de belangrijkste disciplines voorzag het KFV specifieke werkgroepen waarin de specifieke belangenverdediging en de vorming werden georganiseerd. Het KFV, begonnen in de theaterwereld, groeide zo uit tot een brede steunorganisatie die kunstenaars en groepen, van gelijk welke discipline, die in de bestaande orde niet aan bod kwamen, steunde. Via de zusterorganisatie “Kontaktorgaan Internationale Solidatiteit” (KIS) werd getracht om allochtone verenigingen in te schakelen in de werking van het KFV. Het KFV werd een artistiek politieke beweging, met een eigen maandblad en een bureau in Nederland en België. Vanaf 1978 werd het KFV een echte koepelorganisatie voor kunstgroepen, uit alle mogelijke disciplines, die zich tot de strijdcultuur rekenden en door hun werk een bijdrage wilden leveren tot de bewustwording in de richting van een socialistische maatschappij. Er werd bewust gekozen voor een breed progressief front waarbij de strijdcultuur ideologisch onderbouwd werd door publicaties en waarbij de gemeenschappelijke standpunten, over de anti-kernenergie en vredesbewegingbeweging, het antifascisme en de arbeidersstrijd, geformuleerd werden. Het KFV ondersteunde z’n leden administratief-organisatorisch door het opvolgen van hun subsidiedossiers en hulp bij het runnen van een vzw. Ook artistiek-technisch werd bemiddeld bij het zoeken naar technisch materiaal en het opsporen van regisseurs, muzikanten ed. Er werden cursussen, congressen en studiedagen georganiseerd en de leden konden gebruik maken van het KFV-documentatiecentrum. Het KFV gaf driemaandelijks een algemeen theoretisch tijdschrif “Kultureel Front” en een informatieve “Nieuwsbrief” uit. De driemaandelijkse algemene vergadering en het jaarlijks congres, waarin alle leden vertegenwoordigd waren, bepaalden het algemene beleid.