501: Archief van Louis Major

In 1923 werd Louis Major door politicus Daan Boens gevraagd om vakbondssecretaris te worden van de Oostendse Havenarbeidersbond, nadat die een zware stakingsnederlaag had geleden. Major accepteerde, weliswaar op voorwaarde dat hij in Antwerpen een verdere vorming zou kunnen volgen. Van die opleiding...

תיאור מלא

שמור ב:
מידע ביבליוגרפי
Raadpleegbaarheid:Het archief is raadpleegbaar
Reference code:501
Level of description:archief
מאת: Major, Louis
Date:1923-1985
גישה מקוונת: https://hdl.handle.net/10796/40C7EEC2-07C1-49BA-BA6A-08022ED8D366?locatt=view:level2
תגים: הוספת תג
אין תגיות, היה/י הראשונ/ה לתייג את הרשומה!
תיאור
סיכום:In 1923 werd Louis Major door politicus Daan Boens gevraagd om vakbondssecretaris te worden van de Oostendse Havenarbeidersbond, nadat die een zware stakingsnederlaag had geleden. Major accepteerde, weliswaar op voorwaarde dat hij in Antwerpen een verdere vorming zou kunnen volgen. Van die opleiding zijn nota’s en cursussen terug te vinden in het archief, maar over (of van?) zijn syndicale activiteiten in Oostende zijn geen archiefstukken aanwezig. De oudste syndicale archiefdocumenten zijn pas van na de Antwerpse havenstaking van 1936. Vervolgens is er een ruime reeks archiefdocumenten over de periode van de oorlog, maar die zijn veeleer documentair van aard (omzendbrieven en teksten van pamfletten). Wel zitten er enkele interessante brieven en documenten in over de Unie van Hand- en Geestesarbeiders en Hendrik de Man. De jaren na de oorlog en het ontstaan van het sociaal pact zijn goed gedocumenteerd in het onderdeel 2.3. Adjunct-Algemeen Secretaris van het ABVV/FGTB (1945-1952). Ook over de interne verhouding in het ABVV zijn enkele interessante dossiers voorhanden. Het valt wel op hoe weinig documenten het archief bevat uit de periode dat hij actief was als Algemeen Secretaris (1952-1968). De weinige dossiers bevatten echter wel belangrijke informatie, bijvoorbeeld over ABVV-Congo en de stakingen van 1960-1961. Door zijn actieve lidmaatschap en leiderschap bij de socialistische jeugdverenigingen en vormingsinstellingen van Oostende kon Louis Major zich opwerken binnen de vakbond en socialistische partij. Van de vooroorlogse periode zijn geen archiefstukken aanwezig over de uitoefening van zijn functies als gemeenteraadslid in Oostende en provincieraadslid in West-Vlaanderen. De jaren na de oorlog zijn wel gedocumenteerd in het archief bij het onderdeel Kamer van volksvertegenwoordigers, maar daarna valt er qua politieke dossiers weer een leemte tot het moment waarop hij benoemd werd tot minister van arbeid en tewerkstelling (1968-1973). De helft van het archief van Louis Major bestaat uit dit kabinetsarchief. In 1973 werd Louis Major tot minister van staat benoemd, waardoor hij het statutair recht kreeg de zittingen van het partijbureau van de Socialistische Partij te blijven bijwonen, een recht waarvan hij tot zijn overlijden gebruik maakte. Het laatste onderdeel van de inventaris omvat een grote hoeveelheid dossiers met politiek dienstbetoon en opvolging van de activiteiten van de Socialistische Partij en vakbond. Louis Major was betrokken bij talloze organisaties binnen de socialistische zuil, onder meer op vlak van sport en gezondheid. Het archief bevat voornamelijk dossiers over de lokale turnkringen. Inhoudelijk zijn die niet altijd even interessant omdat ze dikwijls alleen briefwisseling over festiviteiten bevatten. Over de vele andere organisaties die Major steunde is weinig aanwezig, zo zitten er in het archief slechts vier dossiers over het Sanatorium De Mick.
Date:1923-1985
תיאור פיזי:[165 AD, 19,8 strekkende meter]
הערות:Het archief van Louis Major is bij de herwerking in 2023-2025 verder geschoond volgens de huidige archiefnormen. Hierbij zijn enkele reeksen krantenknipsels (van reeds gedigitaliseerde kranten) vernietigd. Een overzicht is terug te vinden in de concordantielijst. Omwille van het nut voor onderzoek is de beslissing gemaakt om toch enkele knipseldossiers te behouden in het archief, zie bijvoorbeeld de goed geordende reeksen krantenknipsels over de stakingen tegen de Eenheidswet. De grens tussen privaat kabinetsarchief en overheidsarchief is niet altijd gemakkelijk te maken. Grote reeksen met verslagen van de Ministerraad en het Ministerieel Comité voor Economische en Sociale Coördinatie kunnen aanzien worden als overheidsarchief, maar zijn toch behouden aangezien er soms (maar niet altijd) aantekeningen van zijn kabinet-medewerkers op staan.
***********
Biografie: Louis Major werd geboren in Oostende op 20 december 1902 als enig kind van Carolien Demeere en Frans Major. Zijn vader werkte als meestergast bij een baggerbedrijf, en stierf op zee tijdens de Eerste Wereldoorlog nadat hij door de Duitsers verplicht aangesteld was als visser. Louis Major moest zijn studies noodgedwongen opgeven en werd als veertienjarige medeverantwoordelijk voor het onderhoud van het gezin. In latere interviews heeft Major meermaals gesproken over het gevoel van onrecht dat hij toen voelde omdat hij niet verder kon studeren omwille van armoede. Hij zocht om die reden toenadering bij de socialistische beweging. Hij werd lid van de lokale socialistische jeugdverenigingen en vormingsinstellingen en kon door zijn actieve betrokkenheid opklimmen in die organisaties. In 1923 werd Louis Major gevraagd om vakbondssecretaris van de Oostendse Havenarbeidersbond te worden, nadat die een zware stakingsnederlaag had geleden. Major accepteerde, weliswaar op voorwaarde dat hij in Antwerpen een verdere opleiding zou kunnen volgen. Op zijn twintigste was Louis Major al één van de belangrijkste socialistische figuren in Oostende door de combinatie van zijn leiderspositie in de invloedrijke Oostendse jeugdgroepen, het succes dat hij boekte bij de lokale Havenarbeidersbond, en (enkele jaren later) zijn politieke functies in de gemeente- en provincieraad. Die lokale successen bleven niet onopgemerkt. Naar aanleiding van de algemene staking van 1936 werd Major gevraagd om orde te brengen in de Antwerpse Havenarbeidersbond. Hij verliet Oostende voor Antwerpen, en voerde daar een interne zuivering door, voornamelijk gericht tegen de communisten. In 1940, vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, werd Major aangesteld als nationaal secretaris van het Belgisch Vakverbond. Major vluchtte naar Frankrijk met het geld en het archief van het Belgisch Vakverbond. In oktober 1940 keerde hij terug naar België, waar hij contact zocht met de socialistische verzetsbewegingen en actief was bij de sluikpers. Hendrik de Man vroeg Major om steun bij de Unie voor Hand- en Geesterarbeiders, maar dit heeft hij altijd geweigerd. Major had in die periode een grote invloed op de voorbereiding van de na-oorlogse politieke en sociale omstandigheden, het ‘voorontwerp van sociale solidariteit’, beter gekend als het Sociaal Pact. Na de oorlog werd Major Adjunct-Algemeen Secretaris van het ABVV. Met de communistische aanwezigheid in het ABVV-leiderschap werd afgerekend, en ook op internationaal vlak kon Major via de nieuw opgerichte wereldvakbond zijn anticommunisme doorduwen. Dit anticommunisme was vermoedelijk niet zozeer gegrond op ideologische redenen, maar veeleer op een wantrouwen omdat de communistische secretarissen zich moesten verantwoorden bij het politiek bureau van de communistische partij. Dat zorgde voor interne vertrouwensbreuken en een verzwakking van de vakbond, als organisatie,. In de periode na de Tweede Wereldoorlog begonnen ook de Vlaams-Waalse spanningen steeds meer te spelen in de vakbond. Nadat afgerekend was met de communistische aanwezigheid in het leiderschap ontstond er een machtsstrijd tussen Louis Major (gesteund door onder meer de Algemene Centrale en de Vlaamse gewesten) en de Waal André Renard (met een sterke machtsbasis in Luik en bij de metaalarbeiders). Dit kwam duidelijk tot uiting tijdens de Koningskwestie, de vakbondsverkiezing voor algemeen secretaris in 1952 en de stakingen tegen de Eenheidswet in 1960-1961. In 1968 nam Major afscheid van het ABVV om plaats te maken voor Georges Debunne. Hij zetelde op dat moment ook al meer dan 20 jaar (sinds 1946) in de Kamer. Na zijn pensionering als vakbondsleider kreeg Major de functie van minister van Arbeid aangeboden in de opeenvolgende kabinetten Eyskens-Cools (1968-1972), waar hij ijverde voor een betere bescherming van arbeiders en het stimuleren van economische expansie. De val van de regering Eyskens in het najaar van 1972 zorgde voor een voortijdig einde van Majors ministeriële loopbaan. Hij zetelde nog een aantal maanden in het parlement, maar bij de wetgevende verkiezingen van 1974 maakte Major ook op politiek vlak ruimte voor verjonging. Gedurende zijn politieke carrière heeft Major vele sociale wetten ingediend, onder meer over arbeidsongevallen, arbeidscontracten, sociale zekerheid, wielrenners, huispersoneel, betaald verlof, havenarbeid, arbeidsveiligheid en hygiëne, wettelijke feestdagen, stakingsrecht, en het oprichten van de arbeidsrechtbank. Bekendst is de wet van 8 juni 1972 betreffende de havenarbeid, ook wel de wet-Major genoemd. Louis Major heeft dikwijls in het oog van de storm gestaan. Dat is deels te verwachten als vakbondsleider tijdens bijvoorbeeld de periode van de invoering van de Eenheidswet; maar zijn soms brutale stijl werd zeker naar het einde van zijn carrière toe steeds meer bekritiseerd. Het getuigt van zijn blijvende invloed dat ook na zijn pensioen die kritiek bleef komen. Zo schetst auteur Piet van Aken in zijn roman ‘De Goddemaers’ een beeld van Louis Major als meedogenloze carrièrist die de vakbond in de eerste plaats gebruikte uit eigen belang. En zelfs recent nog, verwezen de media meermaals naar vrouwonvriendelijke citaten zoals ‘wijven moeten niet zoveel complimenten maken’ (De Standaard 2018, Knack 2022) en ‘alle mannen liggen bovenaan, alle vrouwen liggen onderaan’ (Humo 2023). Beide citaten komen uit de periode dat hij minister van arbeid was en een kabinet leidde waar de vrouwelijke medewerkers enkel een (niet te lange) rok mochten dragen. In 1973 werd Louis Major door de Koning tot minister van Staat benoemd, waardoor hij het statutair recht kreeg de zittingen van het partijbureau van de Socialistische Partij te blijven bijwonen, een recht waarvan hij tot zijn overlijden gebruik maakte. Het grootste deel van zijn tijd besteedde hij vanaf dan aan de talloze nevenorganisaties die hij steunde, n het bijzonder de Antwerpse Gouw van de Socialistische Turnbond van België, de Socialistische Centrale voor Sportbeleid, de Arbeidersvoetbalbond en het Sanatorium De Mick. Overzicht van functies (Niet exhaustieve lijst) POLITIEK Lid middencomité Socialistische Partij Oostende, van 1922 tot 1937 Medestichter Jonge Socialisten Oostende, in 1930 Lid van de Provincieraad van West-Vlaanderen, van 1932 tot 1946 Lid van de Gemeenteraad van Oostende, van 1933 tot 1938 Plaatsvervangend Volksvertegenwoordiger Oostende, van 1936 tot 1939 Lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers voor Antwerpen, van 1946 tot 1974 Minister van Tewerkstelling en Arbeid, van 1968 tot 1973 Lid Nationaal Bureau van de Belgische Socialistische Partij Minister van Staat, sinds 1 april 1973 Ere-Volksvertegenwoordiger, vanaf 1 april 1974 SYNDICAAL Secretaris van de Oostendse Havenarbeidersbond, vanaf 1923 tot 1936 Secretaris van de Transportarbeidersbond Antwerpen-Limburg, vanaf 1937 tot 1 mei 1940 Voorzitter van de Havenarbeidersbond en aanverwante vakken – Antwerpen, vanaf 1 mei 1940 (en ere-voorzitter Havenarbeidersbond vanaf 1979) Nationaal Secretaris van het BVV/FGTB, van 1 mei 1940 tot december 1945 Adjunct-Algemeen Secretaris van het ABVV/FGTB van december 1945 tot 1952 Algemeen Secretaris van het ABVV/FGTB van 16 september 1952 tot eind april 1968 Vice-voorzitter van het Internationaal Vakverbond en voorzitter van het financieel comité van 1952 tot april 1968 ANDERE MANDATEN Medestichter en medeleider van de Socialistische Turnkring De Noordster te Oostende, in 1920 Secretaris van het comité Arbeidersopvoeding Oostende, van 1921 tot 1934 Landelijke Rode Valkenleider, van 1928 tot 1930 Erkend Weerstander – Burgerlijk – Clandestiene pers en gewapend Hoofdredacteur van het weekblad De Werker van 1945 tot 1968 Lid van het Economisch en Sociaal Comité van de E.E.G. vanaf de oprichting der Gemeenschap, Voorzitter van de Werknemersgroep – van 1958 tot 1966, daarna algemene voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité van de E.E.G. en de E.G.A 1967-1968 Voorzitter en ondervoorzitter van de Belgische Dienst voor bevordering productiviteit Lid van de beheerraad van de Economische raad voor Vlaanderen Lid van het Nationaal Comité voor Economische expansie Lid van de adviserende raad voor de energie Lid van het uitvoerend comité van de stichting Helena en Isabella Godtschalck, sinds 1930 Voorzitter van de Volksgazet, van 1956 tot 1976 Voorzitter van de beheerraad Heropbeuring van vzw Sanatorium en Kliniek De Mick, sinds 1957 Voorzitter van de vriendenkring Sana De Mick, sinds 1953 Voorzitter van de Antwerpse Gouw van de Socialistische Turnbond van België, sinds 1953 Voorzitter van de Socialistische Centrale voor Sportbeleid, sinds 1979 Voorzitter van de Socialistische Federatie van Ciné-clubs Ere-voorzitter Nationale Arbeiderssportbond Co-voorzitter van de Belgische Vereniging voor maatschappelijke vooruitgang Lid beheerraad Paleis Schone Kunsten Brussel Voorzitter Socialistische centrale voor sportbeleid Voorzitter Internationale Arbeidersfilmen – van 1960 tot 1968 Voorzitter Nationale Arbeiderssportbond, tak Vlaanderen – voetbal