300/01121: Liederenbundel van de revue ''t es mijn lepke' van Pol Speeckaert

Saved in:
Bibliographic Details
Raadpleegbaarheid:raadpleegbaar (met uitzondering van foto's en portretten)
Reference code:300/01121
Level of description:stuk
By: Deconinck, Romain
Tags: Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!

Description
Date:s.d.
Physical description:[1 stuk]
Notes:Biografie: Romain Deconinck werd geboren op 7 december 1915 in een arbeidersgezin, zijn kinderjaren sleet hij in een volkse buurt aan de Heuvelpoort. Reeds in zijn prille jeugdjaren schreef hij toneelstukjes en volgde hij tekenlessen aan de academie. In combinatie met toneellessen begon hij aan zijn eerste job als retoucheur bij een fotograaf, na zijn vroeg beëindigde legerdienst werd hij preparator bij de dienst bacteriologie en hygiëne aan de Gentse universiteit. Tijdens de oorlogsjaren zette hij zijn eerste stappen in de toneelwereld op vraag van Hélène Maréchal; ze voerden samen sketches op in de bioscopen. Zo kwam Romain in contact met Dickson, die hem engageerde om een stuk te schrijven voor de Minardschouwburg, waar ook de gezelschappen van Leo Waegeneire en Henri Bruyneel optraden. Na de oorlog werd hij beroepsacteur en richtte een eigen gezelschap op, met de bijnaam de ‘Beren’. In de jaren zestig werd hij de “patron” van de Minardschouwburg. Aanvankelijk zette Romain de traditie voort van de revue, waarin het showaspect de hoofdrol kreeg met oogverblindende kostuums, ballet, muziek en als slot een finale. Eind jaren veertig nam Mary Brouillard (toenmalige levensgezellin) de kostumering en het ballet voor haar rekening, veel muziekcomposities en liedteksten staan op haar naam. Vanaf 1967 nam Yvonne Delcour de artistieke fakkel over. Yvonne stond ook in het echte leven aan Romains zijde en gedurende de volgende jaren was zij zijn muze en toeverlaat. Toen de revue minder volk naar de Minard lokte, brak de tijd aan om ‘echte’ stukken met humor te brengen, altijd raak, maar nooit kwetsend. Deze evolueerden later naar meer geëngageerde stukken, maar wel altijd met een happy-end, want volgens Romain was er in het leven altijd hoop op iets beters. In de ontwikkeling van revue naar volkstheater hield Romain steeds voor ogen dat het theater er was voor en door de mensen; het gezelschap bracht volkse stukken in het dialect. Ondanks de kritiek dat het volkstheater minderwaardig zou zijn, bleef hij volharden in dit genre, want het volkstoneel had een educatieve en sociale functie. Het gezelschap heeft ook nooit subsidies gekregen, wat de aanzet was voor het oprichten van ‘Deconinck’s Beren’ (vanaf 1959) en vanaf 1963 de vzw Gents Volkstoneel. Erkenning was er wel in die jaren, en Romain werd tot ridder in de Kroon- en Leopoldsorde benoemd. Romain Deconinck was niet alleen de auteur van de stukken, daarnaast ook de regisseur en verantwoordelijke voor het decor en de muziek. Ook de programmaboekjes nam hij voor zijn rekening, soms schreef hij het voorwoord en toneelnieuwtjes onder het pseudoniem de Babbeleire. Bij de meer geëngageerde stukken was zijn voorwoord scherper, hekelde hij onrechtvaardigheid en kwam op voor de kleine simpele mens. De productiviteit lag hoog in de beginjaren, met vijf tot zes stukken per jaar, pas vanaf de jaren 1970 kwam er nog maar een productie per jaar. Naargelang de bronnen varieert het aantal stukken van 150 tot 190. Romain Deconinck als toneelspeler en -schrijver typeren is te beperkt voor alle creativiteit die hij liet botvieren. Vanaf 1954 tot 1990 was hij ook te beluisteren op Radio 2 met de moppenserie, de “Peperbus” met de alombekende figuur ‘Nonkel Miele’, waarvan ook avonturen op langspeelplaat verschenen. Op plaat werd ook een serie uitgebracht ‘Hier spreekt men Gents’ samen met Leo Martin en bekende nummers uit toneelstukken, zoals ‘Papa heeft een tandem’. Onder ‘Romain vertelt’ schreef hij van 1968-1972 cursiefjes voor Het Laatste Nieuws. In de jaren zeventig sierde Romain Deconinck menige cover van televisieblaadjes en figureerde hij ook in de reclamewereld, zo herinneren we hem als aanprijzer voor het frituurvet Ossewit op de Nederlandse sterreclame. Die bekendheid had hij ondertussen verworven door zijn optreden in de film- en televisiewereld. Ook al bracht de opkomst en de toenemende populariteit van de televisie minder volk naar de schouwburg, toch besefte Romain het belang ervan. De eerste stappen werden gezet midden jaren vijftig met een programma rond Nonkel Miele op de televisie, in dezelfde periode kreeg hij ook rollen in een aantal Vlaamse films in regie van Jef Bruyninckx. De grote doorbraak op de buis kwam er in 1967 met zijn rol van ‘Titten’ in ‘De filosoof van Hagem’. De volgende jaren verscheen hij almaar meer op de televisie, van vertolkingen in produkties tot graag geziene gast in diverse spel- en praatprogramma’s. Midden jaren zeventig genoot hij de erkenning van een volwaardig acteur als hij de hoofdrol mocht vertolken in ‘De man van 59’, een ernstig tv-drama van Dré Poppe. Gelijklopend met de televisie kwamen er ook aanbiedingen voor het witte doek, zowel in Vlaamse produkties, zoals het ‘Dwaallicht’, als in Nederlandse. De stijgende populariteit van Romain Deconinck weerspiegelde zich op velerlei vlak, prijzen werden hem toebedeeld, toneelwerken werden gecapteerd door de BRT, hij trad op als gastregisseur en -acteur, zoals in ‘Vrijdag’ van Hugo Claus. Eind jaren zeventig werd hij aangezocht een produktie te schrijven voor de BRT, het werd de ‘Kolderbrigade’ in samenwerking met Leo Martin en Gaston Berghmans. De jaren tachtig luidden een iets kalmere periode in, toch kwam er nog ieder jaar een produktie op de planken en verscheen Romain regelmatig op de televisie. Bij zijn 70ste verjaardag in 1985 werd hij uitgebreid gevierd met een huldeconcert. In 1988 kocht de Stad Gent de Minard aan en besloot het vrijwel onmiddellijk de deuren om veiligheidsredenen te sluiten. Romain en zijn gezelschap werden ‘verbannen’ naar het dienstencentrum te Ledeberg, wat een groot nadeel was. Toen Romain in 1990 besliste om in schoonheid te stoppen, voerde hij met de ‘Beren’ zijn allerlaatste stuk ‘Dag Katrien’ op tijdens de Gentse Feesten in een tijdelijk heropende Minard. Een publicatie en huldebetoon bij Sint-Jacobs vielen hem en Yvonne te beurt. Toen Romain in 1994 overleed, verloor Gent een van zijn bekendste inwoners, wat zich weerspiegelt in opvoeringen door amateursgezelschappen, het standbeeld voor de Minardschouwburg en de recente verkiezing tot ‘Gentenaar aller tijden’.
***********
Archiefgeschiedenis: In 2001 droeg Yvonne Delcour, op aanraden van Gilbert Temmerman, de nalatenschap van Romain Deconinck over aan het Amsab-ISG. Zelden kreeg Amsab-ISG een archief binnen dat zo goed bewaard was. Alle materiaal was geordend per soort (scripts, foto’s, video’s, geluidsbanden, programmaboekjes, personalia en archief aangemaakt door Romain). In de mate van het mogelijke werden de stukken gedateerd. Dit was het werk van Yvonne die alles met betrekking tot Romain zorgvuldig bijhield. De 25ste verjaardag van het Amsab-ISG in 2005 was de aanleiding om het archief te inventariseren. Een totaal nieuwe ordening werd uitgewerkt. Een eerste onderscheid werd gemaakt tussen het persoonlijke leven en het creatieve leven van Romain Deconinck. Daarnaast is er ook een rubriek waarbinnen het archief aangelegd door Romain met betrekking tot de Minardschouwburg ondergebracht werd. Er werd geopteerd voor deze onderverdeling om de nadruk te leggen op de enorme en veelzijdige creativiteit van Romain Deconinck. Onder het persoonlijke vallen personalia met enkele brieven, persoonlijke documenten en curiosa, zoals het ouderlijk trouwboekje, oproepingsbrieven voor de militaire dienst en medailles van de Ridder- en Leopoldsorde. Daarnaast omvat de rubriek ook materiaal betreffende opmerkelijke gebeurtenissen, onderscheidingen en overeenkomsten. Ook de diverse interviews los van produkties werden tot de persoonlijke levenssfeer gerekend. Het grootste deel van het archief bevat materiaal gerelateerd aan de creaties. Hierbinnen vormen de geschreven stukken het grootste aandeel. Deze werden het uitgangspunt voor de reconstructie van een produktie, bestaande uit het manuscript, het typoscript, de partituren, de liedteksten, het programmaboekje, de geluidsopnames, foto's, affiches, eventueel beeldmateriaal en persknipsels. Om een optimale bewaring van de affiches te garanderen, werden ze fysiek afgezonderd maar de beschrijving met plaatskenmerk werd opgenomen in de inventaris. Daarnaast komen in rubriek creaties ook andere activiteiten van Romain uitgebreid aan bod: de beginperiode met Hélène Maréchal, zijn cursiefjes voor de krant, reclameadvertenties en materiaal betreffende zijn werk voor televisie en film. Uit de schenking werd beeld- en geluidsmateriaal fysiek afgezonderd, maar de beschrijvingen worden eveneens opgenomen in de inventaris om de eenheid te bewaren. Het beeldmateriaal omvat opnames van toneelstukken in de Minard, optredens in programma's en vertolkte rollen in series op de televisie en enkele van de Vlaamse en Nederlandse films waarin Romain heeft gespeeld. Het geluidsmateriaal omvat langspeelplaten, opnames tijdens de creatie van een stuk, de muziek en de uiteindelijke opname van een opgevoerd toneelstuk. Er is geopteerd om het omvangrijke fotomateriaal te behouden bij het overige materiaal, daar het volledige creatieve proces , van idee tot opvoering, wordt gereconstrueerd. De foto's verwijderen zou de samenhang verbreken, wat zonde zou zijn voor de volledigheid van de schenking. Naast het archief van Romain Deconinck omvat de schenking ook materiaal betreffende de Minardschouwburg, meer bepaald uit het begin van de twintigste eeuw, zoals programmaboekjes van het Nieuwe Cirkus en manuscripten van Henri Vandaele. En materiaal uit de beginjaren van Romain in de Minard, namelijk van Hélène Maréchal, Leo Wageneire en Henri Bruyneel. Dit verzameld materiaal werd vervat in de rubriek documentatie. Tenslotte nog een rubriek literatuur met liederenbundels en twee publicaties over Romain Deconinck en het Gents Volkstoneel. In totaal beslaat deze storting 5 en een halve lopende meter, verdeeld over vijftig dozen.