251/4.4.2.23/00717: Documentatiedossier betreffende het Multilateral Agreement on Investment (MAI)

Saved in:
Bibliographic Details
Raadpleegbaarheid:Raadpleegbaar met uitzondering van een aantal dossiers die gesloten blijven uit privacyoverwegingen. Het gaat om de volgende dossiers: 00229, 00230, 00231, 00232, 00235, 00236, 00237, 00238, 00239, 00240, 00241, 00242, 00243, 00244, 00245, 00246, 00247, 00248, 00249, 00250, 00251, 00258, 00259, 00261, 00403
Reference code:251/4.4.2.23/00717
Level of description:stuk
By: Oxfam-Wereldwinkels (OWW)
Date:1999-1999
Tags: Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!

Description
Date:1999
Physical description:[1 omslag]
Notes:Biografie: Oxfam-België ontstond in 1964, na een ontmoeting van de sociaal geëngageerde baron Antoine Allard met vertegenwoordigers van Oxfam UK. Het nam het model over van zijn Britse tegenhanger: een politiek en levensbeschouwelijk neutrale organisatie, maar wel gebaseerd op het christelijke, caritatieve gedachtengoed. Oxfam-België verkocht brocante en tweedehandskleren en zamelde geld in. Het geld werd gebruikt om projecten op te zetten in de derde wereld of het werd doorgestuurd naar Oxfam UK. Oxfam-België richtte zich in het begin vooral op het Franstalige deel van de bevolking. Baron Allard en Pierre Galand, algemeen secretaris van Oxfam-België, wilden de werking in Vlaanderen uitbreiden, maar begrepen dat het model misschien minder zou aanslaan. Sinds de opstart van de UNCTAD in 1964 en vooral sinds mei 1968 kwam er meer en meer kritiek op het caritatieve model. De nieuwe slogan was ‘trade not aid’. Eerlijke handel in de plaats van financiële steun. Petra Van Look, medewerkster van Oxfam-België, kwam met het idee om een werking uit te bouwen geïnspireerd op het wereldwinkelmodel zoals het in Nederland werd toegepast. Al snel kreeg ze het fiat van Oxfam-België om zo’n winkel op te starten. De geboorte van Oxfam-Wereldwinkels was een feit. Op vijf april 1971 werd de eerste Oxfam-Wereldwinkel geopend in de Antwerpse Hoofdkerkstraat. Het personeel bestond uit Petra Van Look en de gewetensbezwaarden Gilbert Hubert en Hugo Gijsels. De eerste producten waren wat artisanaat, koffie uit Tanzania en rietsuiker uit Cuba. Van in het begin waren de Oxfam-Wereldwinkels echter geïnteresseerd in méér dan alleen de verkoop van producten. De verkoop van een boodschap was minstens even belangrijk. Maatschappelijke acties, zoals protestmarsen (o.a. tegen de Vietnamoorlog), hoorden daarbij. De idee van ‘trade not aid’ was maar een deel van de logica, de politiserende actie vormde de tweede poot. Daarin lag meteen ook de kiem van een van de belangrijkste terugkerende discussiepunten binnen de beweging. Het bleef echter niet alleen bij interne spanningen. Bijna meteen leidde het ook tot een gespannen relatie met het neutrale Oxfam-België. Het kind maakte zich bijzonder snel los van de moeder en nog voor het goed en wel kon lopen, werd het (grotendeels) zelfstandig. Het model sloeg aan en al snel werden er ook op andere plaatsen wereldwinkels opgericht, onder andere in Brugge, Gent, Lokeren en Mol. Het is niet precies duidelijk wat de rol van de winkel in Antwerpen was in dat proces, maar wat wel duidelijk blijkt, is dat de wereldwinkels allerminst een solide geheel vormden. Ze waren niet opgericht vanuit een eenduidige logica en ze waren zeker niet allemaal gesticht op initiatief van of met hulp van de wereldwinkel in Antwerpen. Een aantal ervan schaarden zich weliswaar formeel achter de Oxfambanier. Er was dan wel geen volwaardige centrale coördinatie, maar de Antwerpse wereldwinkel vervulde wel een spilfunctie en Gilbert Hubert werd de facto de centrale coördinator van de beweging. In 1974 werd ook voor het eerst begonnen met een mededelingenblad voor de aangesloten wereldwinkeliers: het Weeweekrantje. De doelstellingen en de visie van de beweging werden voor het eerst. Later werden de basisteksten verschillende keren opnieuw bediscussieerd en grondig aangepast. In de beginjaren ging het de wereldwinkels voor de wind. Zowel het aantal winkels, het aantal vrijwilligers en medewerkers als de omzet stegen. Die groei leidde echter meer en meer tot allerlei organisatorische problemen. In 1975 werd besloten om een beter kader te creëren in de vorm van een vzw. Op twee oktober werden de statuten van Oxfam-Wereldwinkels vzw gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Vanaf toen had de beweging een algemene vergadering die het laatste woord had in alle belangrijke zaken en een raad van beheer. Basisdemocratie was een belangrijk begrip binnen de beweging, dus werd erop toegezien dat de lokale winkels goed vertegenwoordigd waren in beide organen. Verder werd ook de functie van nationaal verantwoordelijke. De logische keuze voor de eerste verantwoordelijke was Gilbert Hubert. De beleidsorganen werden ondersteund door het nationaal secretariaat en een hele reeks studie- en werkgroepen. Tevens werd in Antwerpen, Oost- en West-Vlaanderen een provinciaal secretariaat opgericht dat als doorgeefluik fungeerde tussen de lokale winkels en het nationaal secretariaat. Niet iedereen kon zich echter vinden in die structuur, want slechts 19 van de 31 wereldwinkels traden toe. Die koudwatervrees is erg begrijpelijk. De lokale winkels waren meestal opgericht naar het beeld en het idee van een groep enthousiastelingen. Ondanks het belang dat het nationaal secretariaat hechtte aan basisdemocratie, vreesden zij ingelijfd te worden in een organisatie waarin ze niets te zeggen hadden. Om die vrees enigszins te milderen, werd een getrapte toetredingsprocedure ingesteld. Een winkel kon er altijd voor kiezen om een puur autonome wereldwinkel te zijn, maar als een winkel deel wilde uitmaken van Oxfam-Wereldwinkels, werd er eerst een proefperiode doorlopen, waarin de winkel kennis kon maken met het concept. De winkel was dan een stagiair-wereldwinkel. Vervolgens kon de winkel kiezen om een weer ‘gewone’ wereldwinkel te worden of een Oxfam-Wereldwinkel. Een Oxfam-Wereldwinkel kreeg een stem in de algemene vergadering, maar werd ook geacht veel meer engagement te tonen. Doorgaans stimuleerde het nationaal secretariaat de winkels om stemrecht aan te vragen, maar er waren ook heel wat winkels die bewust kozen om geen Oxfam-Wereldwinkel te worden. Een aantal lokale winkels werden ook afgeschrikt door de nieuwe basistekst die in 1975 werd opgesteld. Die was volledig opgesteld in marxistische geest en dat stootte vooral politiek neutrale en christelijk geïnspireerde winkels tegen de borst. De uitgesproken linkse koers zou de volgende twintig jaar een belangrijk discussiepunt blijven binnen de beweging. Ook op het vlak van de productkeuze blijkt duidelijk de socialistische inslag. Oxfam-Wereldwinkels kocht bij voorkeur producten van nationale coöperatieven uit socialistisch geïnspireerde landen, zoals Algerije, Mozambique, Tanzania en later ook Nicaragua. Van in het begin zette de vzw veel in op het vormen en informeren van het personeel en de vrijwilligers. Een wereldwinkelier diende niet alleen de verkoopstrategieën te kennen, maar moest ook goed op de hoogte zijn van de situatie in de derde wereld en meer bepaald de productlanden. De werkgroep vorming had als taak om de wereldwinkeliers van die kennis te voorzien. De derde fase in het leven van Oxfam-Wereldwinkels werd gekenmerkt door twee zaken: enerzijds begonnen de verkoopscijfers af te toppen na de initiële groeispurt, anderzijds was er een grotere focus op politieke actie en sensibilisering van het publiek. Die situatie was natuurlijk verbonden met de eeuwige vraag of de wereldwinkels in de eerste plaats handel moesten drijven of sensibiliseren. In de jaren 1980 werd dat uitgebreid met de vraag of er commerciëler gewerkt moest worden. In 1979 besloot Gilbert Hubert om ontslag te nemen als nationaal verantwoordelijke. In mei 1980 werd hij opgevolgd door Jan Dreezen. In die periode werd het nationaal secretariaat uitgebreid met nieuwe functies en een toename van het aantal werkgroepen. Het nieuwe bestuur was bij de hierboven genoemde discussie geneigd de kant van de actie te kiezen, wat duidelijk bleek uit de veranderende koers van Oxfam-Wereldwinkels. De wereldwinkelier werd beter voorbereid op zijn taken door middel van een aantal nieuwe studiemomenten en er werden een aantal werkgroepen opgericht die de kloof tussen verkoop en sensibilisering moesten dichten. Het publiek zelf werd aangesproken via verschillende acties en campagnes. De eerste nationale acties werden georganiseerd in 1979. Vanaf 1981 werden campagnes gebouwd rond een centraal thema, dat een of twee jaar lang de rode draad vormde tussen alle activiteiten. Later werden ook grotere campagnes opgezet samen met andere ngo’s of participeerde Oxfam-Wereldwinkels in campagnes van andere ngo’s. De jaren 1980 kenmerkten zich echter ook door een stagnatie van de verkoop en financiële problemen. Er werd op verschillende manieren geprobeerd om aan extra geld te geraken: via giften, subsidies, maar ook op meer creatieve manieren. Naar aanleiding van het 10-jarig bestaan had Oxfam-Wereldwinkels in 1981 al eens een concert georganiseerd met Mikis Theodorakis als hoofdact. Het was een enorm succes en er werd gehoopt dat dat kon geëvenaard worden door Miriam Makeba naar België te halen. Helaas was dat concert niet winstgevend, zodat de piste voorgoed verlaten werd. De grote en succesvolle campagnes tijdens de jaren 1980 handelden vaak over twee thema’s: apartheid en de situatie in Nicaragua. Vooral met dat laatste thema kwam er stilaan een symbiose tussen handel en sensibilisering. De campagne maakte de mensen niet alleen bewust van de problemen in Nicaragua, maar zorgde ook voor goede verkoopcijfers dankzij het gebruik van de Nicaraguaanse banaan als campagnemiddel. Meer en meer wonnen handel en marketing terrein, wat stilaan leidde tot nieuwe verschuivingen binnen de ideologie en de organisatiestructuur. Al eind jaren 1980 waren er plannen om de structuur van de organisatie te veranderen. Die kwamen in een stroomversnelling toen Jan Dreezen ontslag nam. Het mag geen verrassing zijn dat Marc Bontemps, de nieuwe nationaal verantwoordelijke, van opleiding handelsingenieur was. Vanaf toen sloeg de balans over naar de andere kant en werd een veel grotere focus gelegd op eerlijke handel. Een tweede opmaat voor de grote verandering was de opsplitsing van de handelsfuncties. Daarvoor waren zowel aankoop als verkoop de verantwoordelijkheid van één persoon, terwijl de zoektocht naar nieuwe partners niet bijzonder gecoördineerd verliep. In de periode 1989-1994 werden aankoop en verkoop van elkaar losgemaakt, werd de Partnercommissie opgericht die veel beter de zoektocht naar en evaluatie van handelspartners kon ondersteunen en werden de werkgroepen Marketing en Andere Handel opgericht. Dat alles mondde uiteindelijk in 1994 uit in de splitsing van Oxfam-Wereldwinkels in Oxfam-Wereldwinkels vzw, die alle functies rond actie, vorming, sensibilisering, politiek werk … in zich verenigde, en Oxfam-Fairtrade cvba, die alle handelsfuncties bundelde. Desalniettemin bleef de verstrengeling tussen beide organisaties groot. In 1995 verscheen de nieuwe basistekst. Het verschil met de vorige teksten was groot. Alle referenties naar marxisme en socialisme waren verdwenen, al bleef de tekst kritisch tegenover het kapitalisme. Eerlijke handel werd volledig centraal geplaatst. Die verschuiving vloeide voort uit een poging om enerzijds een radicale en duidelijke stelling in te nemen, maar om anderzijds zo weinig mogelijk verdeeldheid te zaaien binnen de beweging. Desondanks slaagde men niet volledig in dat opzet. Er kwam gemor, vooral van de oudere garde: de campagnes leken hen minder degelijk en minder geëngageerd en de verschuiving naar een meer handelsgericht paradigma deed hen vrezen dat Oxfam-Wereldwinkels zou verworden tot een gewone handelszaak of supermarkt. Desalniettemin boerden de wereldwinkels goed vanaf het begin van de jaren 1990. Zowel het aantal winkels als de omzet namen een hoge vlucht. Tevens was er een verschuiving van het soort handelspartners. De staatsbedrijven werden meer en meer vervangen door lokale coöperaties en handels-ngo’s, waarmee een meer directe en persoonlijke relatie uitgebouwd kon worden. Een andere interessante evolutie is dat vanaf die periode het aandeel van fairtradeproducten binnen de algemene verkoop toenam. Mensen kochten meer fairtrade dan vroeger. Oxfam-Wereldwinkels deed daar uiteraard zijn voordeel mee, maar er kwamen ook kapers op de kust. Naast bonafide initiatieven, zoals Max Havelaar, ontdekten ook veel commerciëler ingestelde firma’s de verkoopwaarde van fairtrade en aanverwante sociaal en/of ecologisch verantwoorde producten, al bleken hun producten lang niet altijd aan even rigoureuze criteria te voldoen als Oxfam-Wereldwinkels. Op het einde van de jaren 1990 staken een aantal nieuwe problemen de kop op en kwamen een aantal oude problemen weer boven water. Vooral de verhouding tussen de vrijwillige medewerkers in de lokale winkels en de professionele krachten op het nationaal secretariaat was een oud zeer. Professionele krachten waren doorgaans veel beter op de hoogte van alles wat reilde en zeilde. Ondanks het streven naar basisdemocratie, betekende dat dat de professionelen de facto veel meer macht hadden dan de vrijwilligers. Er werd zelfs gesproken van een beweging met twee snelheden. Hoe meer Oxfam-Wereldwinkels zich specialiseerde en hoe complexer de maatschappelijke verhoudingen werden, hoe breder die kloof werd. Een van de nieuwe knelpunten was de vraag wat juist de positie en de meerwaarde van Oxfam-Wereldwinkels moest zijn. Fairtradeproducten waren geen exclusiviteit meer van de wereldwinkels en konden ook in de grootwarenhuizen gekocht worden. De klant was daar heel tevreden mee, want die moest niet meer speciaal de deur uit voor fairtrade, maar Oxfam-Wereldwinkels begon er wel onder te lijden en in het begin van het nieuwe millennium begon de omzet te stagneren.