556/2.1.3/00105: Dossier betreffende de nationale trefdag te Antwerpen op 12/II/1983
Saved in:
Raadpleegbaarheid: | Het archief is raadpleegbaar mits toestemming van de dienstdoende archivaris. |
---|---|
Reference code: | 556/2.1.3/00105 |
Level of description: | stuk |
By: | |
Date: | 1983-1983 |
Tags: |
Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
|
Date: | 1983 |
---|---|
Physical description: | [1 omslag] |
Notes: | Biografie: Vanaf het begin van de jaren 1970 werd geprobeerd de verschillende vredesorganisaties te bundelen en de samenwerking met de oude sociale bewegingen uit te bouwen. Daarom werd in 1971 het Overlegcentrum voor de Vrede (OCV) opgericht. Dat hield er echter al in 1973 mee op. Onder impuls van de Belgische Unie voor de Verdediging van de Vrede (BUVV) vond het OCV in 1975 een tweede adem en bundelde het alle Vlaamse organisaties van diverse strekkingen die ijverden voor vrede. Het NAVO-dubbelbesluit dat leidde tot de installatie van nieuwe kernwapens (1979), werkte als katalysator. Het OCV slaagde er intern niet in om een consensus te bereiken over de deelname aan een internationale manifestatie in Brussel tegen de Amerikaanse plannen. In het kader van de mobilisatie voor die internationale betoging werd in november 1979 het Vlaams Aktiekomitee tegen Atoomwapens (VAKA) opgericht, opnieuw een koepel van vredesorganisaties, politieke jongerenorganisaties, ontwikkelingsorganisaties, culturele organisaties en vormingsorganisaties. In 1985, op het hoogtepunt van de rakettenkwestie, maakten 19 organisaties deel uit van VAKA. Na verloop van tijd verkreeg het VAKA een tweeledige opbouw: naast de nationale koepel, bestaande uit zelfstandige organisaties, ontstond er een lokale en regionale eigen VAKA-vertegenwoordiging. Op het hoogtepunt van de campagne tegen de kruisraketten bestonden er zo’n 200 plaatselijke comités. De werking van het VAKA werd bepaald door een nationale stuurgroep, waarin naast de vertegenwoordigers van de lidorganisaties ook een evenredig aantal vertegenwoordigers van de plaatselijke comités zetelden. Uit die nationale stuurgroep werd een dagelijks bestuur van zes personen verkozen. De organisatie telde één fulltime medewerker en steunde voor de rest op vrijwilligerswerk en een klein aantal mensen dat door de andere organisaties ter beschikking werd gesteld. De snelle ontwikkeling van het VAKA toonde zich in de organisatorische structuur, met – naast de stuurgroep en het dagelijks bestuur – een nationaal secretariaat en diverse werkgroepen. Tussen het nationale niveau en de plaatselijke of regionale comités stonden provinciale secretariaten. De organisatorische onderbouw van organisaties als Oxfam en Elcker-Ik maakte een snelle uitbouw van de antirakettenbeweging mogelijk. In het dagelijks bestuur van het VAKA zetelden vertegenwoordigers van beide organisaties. Die vertegenwoordigers (André Bogaert van Elcker-Ik en Paul Janssens van Oxfam) waren lange tijd de officiële VAKA-woordvoerders. Hoewel de mobilisatieperiode voor de eerste rakettenbetoging van december 1979 heel kort was, stapten er toch zo’n 50.000 mensen mee op. Gedurende de volgende twee jaar ontstonden er lokale comités, werden er contacten gelegd met andere Europese vredesbewegingen en werd er verder gemobiliseerd. De groeiende inplanting en de slagkracht van het VAKA manifesteerden zich op 25 oktober 1981, toen 200.000 mensen betoogden in Brussel. In 1982 werd de campagne voor een kernvrije gemeente een succes. Twee derden van de Vlaamse gemeenten namen een motie in die zin aan. Op 23 oktober 1983 stapten 400.000 mensen door de straten van Brussel in een massamanifestatie naar aanleiding van het Kamerdebat van november 1983 over de rakettenplaatsing. Er werd vooraf massaal gesensibiliseerd en gemobiliseerd. Het debat was echter een grote ontgoocheling voor de vredesbeweging. Veel basismilitanten uitten hun twijfels bij de strategie van het VAKA. Er gingen stemmen op om over te stappen naar campagnes van burgerlijke ongehoorzaamheid en (vreedzame) blokkades. Er werd geëxperimenteerd met kleinere, meer directe acties. De luchtmachtbasis van Florennes werd een tijd het trefpunt van allerlei acties, zoals de succesvolle Omarming van Florennes door 20.000 manifestanten op 29 april 1984. Toen duidelijk werd dat de regering overging tot de effectieve plaatsing van raketten, werd in overleg met het OCV en het Comité National d’Action pour la Paix et le Dévelopement beslist om op 17 maart 1985 te betogen. Ondanks de niet-deelname van het ACW, en dus het wegvallen van een van de belangrijkste mobilisatiekanalen, stapten zo’n 150.000 mensen mee op. Geruggesteund door die onverwacht hoge opkomst, plande het VAKA naar aanleiding van de parlementsverkiezingen een nieuwe betoging in oktober 1985. De regering besloot om de verkiezingen te vervroegen, een week voor de aangekondigde betoging. Het VAKA, dat zich er eerst voor hoedde om zich in kiesstrijd te mengen, werd onder druk van de Internationale van Oorlogstegenstanders (IOT) en de plaatselijke comités gedwongen om via affiches een standpunt in de verkiezingscampagne in te nemen. Toch behielden de regeringspartijen hun meerderheid en op 20 oktober 1985 namen opnieuw 115.000 mensen deel aan de antirakettenbetoging. Een deel van de basismilitanten en de radicalere vredesorganisaties wensten een verharding van de actie. Het VAKA wilde zich echter vooral blijven richten op massa-acties omdat het meende dat campagnes van burgerlijke ongehoorzaamheid de vredesbeweging zouden marginaliseren. De campagne van 1987 werd dan ook opnieuw in het teken geplaatst van een nationale betoging, gepland voor oktober. De mobilisatie voor die betoging zou gebeuren via een grootse petitieactie. In de loop van 1987 werd echter duidelijk dat er zich een dooi voordeed in de Oost-Westbetrekkingen en dat de ontmanteling van de euroraketten niet langer politieke fictie leek. Het VAKA besloot om de betoging niet af te blazen, maar integendeel, als een feest van de overwinning op te zetten. Op 25 oktober 1987 stapten meer dan 100.000 betogers in een feestelijke sfeer door de hoofdstad. Het rakettentijdperk werd afgesloten. Het VAKA ging op zoek naar een nieuwe identiteit en een nieuw campagnethema. Het zag voor zich een rol weggelegd als drukkingsgroep voor de algemene vredesproblematiek. Aan de basis vond echter een demobilisatie plaats. De campagne naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen van 1988, waarbij het VAKA opnieuw probeerde de vredesproblematiek op de lokale politieke agenda te plaatsen, kon daarin geen verandering brengen. Er werden nieuwe thema’s aangeboord: chemische wapens, modernisering van gevechtsvliegtuigen, militaire oefenvluchten, wapenhandel, het vredesdividend. In het voorjaar van 1989 slaagde het VAKA er nog in 75.000 betogers op de been te brengen tegen de plannen voor modernisering van tactische kernwapens. De nieuwe betoging, gepland voor oktober 1991 werd afgeblazen. De Koude Oorlog was voorbij en de bestaansreden van de vredesbeweging leek verdwenen. Na de rakettenkwestie veranderde ook de structuur van de vredesbeweging. In 1990 besloten het VAKA en het OCV te fusioneren. Het nieuwe samenwerkingsverband functioneerde niet louter als een overlegkoepel, maar evolueerde naar een zelfstandige organisatie. Die organisatie werd door de lidorganisaties, zoals de IOT, Pax Christi en de Medici tegen Atoomwapens, gezien als een rechtstreekse concurrent voor de traditionele vredesgroepen en ze trokken zich dan ook terug uit de koepel. Bij de Iraakse inval in Koeweit werd duidelijk dat de vredesbeweging het moeilijk had om een eigen stem te vinden. Het VAKA-OCV en het Nationaal Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking (NCOS) analyseerden het conflict in noord-zuidtermen en verweten de Belgische regering een te weinig actieve houding. Die kritische houding werd wellicht ingegeven door het feit dat de vredesbeweging er een concurrent aan de linkerzijde had bijgekregen. Onder impuls van de PVDA was de Coördinatie tegen de Golfoorlog opgericht, dat een radicaal standpunt innam waarin de VS de rol van agressor toebedeeld kreeg. De traditionele vredesorganisaties bundelden, samen met het VAKA-OCV, de krachten in een Initiatiefgroep voor de Vrede, een beweging met een brede basis. De spanning tussen de Initiatiefgroep en de Coördinatie steeg. Op 13 januari 1991, vlak voor de afloop van het ultimatum in Koeweit, organiseerde het VAKA-OCV een betoging, ogenschijnlijk namens de Initiatiefgroep. Die trok 20.000 deelnemers, ondanks dat niet duidelijk was welke organisaties de manifestatie steunden en wat de precieze ordewoorden waren. Na de afloop van het ultimatum riep het VAKA-OCV op tot een spoedmanifestatie op 20 januari met één ordewoord: ‘Stop de oorlog’. In de praktijk klonk de stem van de Coördinatie steeds nadrukkelijker door in het protest tegen de Golfoorlog. De manifestaties die de Coördinatie organiseerde, werden steeds grimmiger en de traditionele vredesmilitanten haakten af. De burgeroorlog in Joegoslavië was opnieuw een conflict dat ontsnapte aan de traditionele interpretatiekaders van de vredesbeweging. De vredesbeweging ondernam geen pogingen om de massa te mobiliseren en de verschillende organisaties plooiden op zichzelf terug en concentreerden zich op acties die aansloten bij de eigen specifieke werking. De vredesbeweging had, net zomin als wie dan ook, zicht op een oplossing voor de Joegoslavische tragedie en wist dan ook geen specifieke strategie of campagne op touw te zetten. Het waren de parlementsverkiezingen van 24 november 1991 (Zwarte Zondag) die de vredesbeweging een thema en strategie bezorgden. In het licht van de verontwaardiging na de opmerkelijke score van extreemrechts werd het samenwerkingsverband Hand in Hand opgericht. Via de bestaande netwerken en contacten van het VAKA-OCV werd een nieuwe overkoepelende, antiracistische organisatie uitgebouwd. Via de lokale en nationale netwerken van de nieuwe sociale bewegingen en via de organisatiestructuren van een aantal traditionele verenigingen werd er naar een grote nationale manifestatie (22 maart 1992) toegewerkt. De manier van mobilisatie was die van de grote antirakettenbetogingen. De jaarlijkse grote betoging op of rond 21 maart (internationale dag tegen racisme) was niet het hoofddoel van de Hand in Hand-campagne. Rond de gemeenteraadsverkiezingen van 9 oktober 1994 werden enkele deelcampagnes gevoerd. Er was ook de actie ‘cordon sanitaire’ en daarnaast een actie waarbij het verkiezingsmateriaal van de verschillende partijen nagelezen werd op eventuele racistische stellingnamen. Zowel in de vredesbeweging van de jaren 1980 als in de antiracismebeweging van de jaren 1990 hebben de oude en nieuwe sociale bewegingen elkaar gevonden. Telkens heeft die ontmoeting blijvende samenwerkingsverbanden doen ontstaan. |