146/00043: Financieel verslag over het jaar 1979.
Saved in:
Raadpleegbaarheid: | Het archief is raadpleegbaar mits toestemming van de dienstdoende archivaris. |
---|---|
Reference code: | 146/00043 |
Level of description: | stuk |
By: | |
Date: | 1980-1980 |
Tags: |
Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
|
Date: | 1 augustus 1980 |
---|---|
Physical description: | [1 stuk] |
Notes: | Biografie: De federatie van Socialistische Mutualiteiten Bond Moyson werd opgericht in 1932 en was eigenlijk een samensmelting van de bestaande federaties van het Zuiden (Menen, Kortrijk) en het noorden (Brugge, Oostende). Als administratieve zetel werd geopteerd voor Menen, dat met August Debunne tot een “rode burcht” was uitgegroeid. Die samensmelting kaderde in een algemene tendens tot centralisatie in de jaren dertig met het oog op het uitvoeren van een aantal gemeenschappelijke administratieve taken. Het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten (NVSM) moedigde die evolutie aan om meer controle te verwerven op de bestaande afdelingen. De verschillende gewesten bleven echter een grote autonomie behouden inzake bijdragen, vergoedingen, propaganda en bestuur. In de periode vóór 1940 werden wel een aantal nieuwe diensten op federaal niveau uitgebouwd, met name de operatiekas, de kankerkas en de verpleegsters-bezoeksters. De Tweede Wereldoorlog kwam de federatie eerder spartelend door. In de onzekerheid en verwarring van de eerste maanden vluchtten vele bestuursleden, waaronder de voorzitter Alfons Verbrugge en de secretaris Gerard Coorman, het land uit. De achterblijvers vormden een voorlopig bestuur om de werking in de provincie West-Vlaanderen terug op te starten. Pogingen om met de andere mutualiteiten van katholieke en liberale stempel samen te werken, mislukten. De terugkeer van de gevluchtten zorgde bovendien voor een gespannen sfeer. In heel wat federaties en gewesten werden secretarissen afgezet en vervangen door aanhangers van De Man, die, naar analogie met de eenheidsvakbond, een eenheidsmutualiteit wilden oprichten. Na de oorlog werden de besturen gezuiverd en mocht het oude personeel zijn plaats weer innemen. Zo werd Verbrugge in 1944 opnieuw als voorzitter aangesteld. Coorman, die nationaal secretaris was geworden, werd vervangen door Omer Saelens. Na de Tweede Wereldoorlog zette de centralisatietendens zich in versneld tempo door. Met de invoering van de verplichte ziekteverzekering verschoof het zwaartepunt van de mutualistische werking van de primaire kassen naar de landsbond die als enig verzekeringsorganisme voor de verplichte verzekering werd erkend. Voor de vrije verzekering waren de federaties verantwoordelijk. Vanaf 1946 werden de primaire kassen van de gewesten dan ook tot één federale kas gefusioneerd. De Federatie West-Vlaanderen bestond voortaan uit drie diensten: de verplichte verzekering, de vrije verzekering en de Socialistische Vooruitziende Vrouwen (SVV). Het SVV was voordien een onafhankelijke vrouwenmutualiteit, maar had zich met de invoering van de verplichte verzekering bij de federatie aangesloten. De invoering van de verplichte verzekering had een gunstig effect op het ledental dat toenam van 103.199 leden in 1938 naar 145.451 leden in 1949.. Tijdens de jaren vijftig bleef het ledental rond de 160.000 hangen. Het in voege treden van de wet-Leburton (1963), die de verplichte verzekering ook uitbreidde naar de zelfstandigen (althans voor de grote risico’s), veroorzaakte terug een opmerkelijke groei naar ongeveer 185.000 leden. Met de verplichte verzekering nam echter ook de bureaucratisering toe, wat de democratische participatie en de dienstverlening naar de leden zeker niet ten goede kwam. Dit zorgde voor een groeiende ontevredenheid, vooral in het Brugse gewest. Eigenlijk had men zich in Brugge nooit echt verzoend met de samensmelting van de twee federaties. Jan Dhondt haalt in zijn bijdrage over Bond Moyson Brugge-Oostende de volgende passage aan uit een brief van de Bruggeling Verbrugge aan de Menenaar Coorman: “Het is wel tengevolge het bestendig aandringen van het Nationaal Verbond dat men met alle macht op den trommel heeft geslagen en ons zegde dat de samensmelting er moest komen met het vooruitzicht op de totstandkoming van de wet op Sociale Verzekeringen. Ik verklaar met spijt en tegenzin dat wij hebben vastgesteld hoe wij zijn achteruitgegaan tengevolge de verschillende samensmeltingen. Nochtans heeft ons solidariteitsgevoel de voorrang”. Ook het feit dat de hoofdzetel niet in Brugge was gevestigd bleef voor ongenoegen zorgen. Dit had immers tot gevolg dat in de administratie en in het bestuur vooral mensen uit het zuiden zaten. De administratieve hervorming die in opdracht van het Nationaal Verbond werd uitgevoerd op 1 januari 1964 en die leidde tot een verdere uitholling van de macht van de gewesten ten voordele van de federatie en het nationaal niveau, verstoorde verder de verhouding tussen Brugge en Menen. Vanuit het zuiden was men dan op zijn beurt wrevelig ten opzichte van Brugge omdat dit gewest als enige niet aangesloten was op het collectief abonnement op ‘Voor Allen’, en met het ‘Vlaams Weekblad’ einzelgänger speelde. In 1965 lanceerde Frank Van Acker zelfs de idee om het Vlaams Weekblad over de hele provincie te verspreiden en de bijkomende bijdrage die reeds in Brugge werd gevraagd, te veralgemenen. Toen dit voorstel door het uitvoerend bestuur werd geweigerd, groeide dan weer het ongenoegen in Brugge. De financiële perikelen rond de bouw van een prestigieus ziekenhuis in Menen, waren de spreekwoordelijke druppel. Zeer tot ongenoegen van het zuiden splitste Brugge zich in 1968 af van Menen. Het Nationaal Verbond stemde hierin toe op voorwaarde dat Brugge met Oostende één federatie zou vormen. Op 1 juli 1968 greep de stichting plaats van de nieuwe Federatie van Socialistische Mutualiteiten van Brugge-Oostende. De federatie van het zuiden werd omgedoopt in Federatie van Socialistische Mutualiteiten van Zuid- en Midden West-Vlaanderen. Over het wel en wee van deze federatie na 1968 moet nog alles geschreven worden. Het bronnenmateriaal hiervoor ligt klaar… |