472/3.5/00146: Dossier betreffende het onderzoek naar mogelijke subsidies
Saved in:
Raadpleegbaarheid: | toegankelijk mits toestemming van de verantwoordelijke archivaris |
---|---|
Reference code: | 472/3.5/00146 |
Level of description: | stuk |
By: | |
Date: | 1996-1997 |
Tags: |
Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
|
Date: | 1996-1997 |
---|---|
Physical description: | [1 omslag] |
Notes: | Biografie: De vzw Velt is gegroeid uit drie verenigingen uit Roeselare, Halle en het Pajottenland die werkten rond ecologische land- en tuinbouw. De drie groepen zochten begin de jaren 1970 toenadering tot elkaar. Ze besloten om een gezamenlijk tijdschriftje te verdelen onder de naam ’t Seizoentje en om een overkoepelend bestuur en een landelijk secretariaat op te richten. Op 20 januari 1974 werd de Vereniging voor Ecologische Land- en Tuinbouw (Velt) geboren. Het landelijk secretariaat werd bij een van de leden thuis geïnstalleerd. De eerste statuten bevatten een uitermate pluralistische visie: alle meningen over wat biologische land- en tuinbouw behoorde te zijn, kwamen zonder onderscheid aan bod. De eerste jaren steeg het aantal leden en afdelingen spectaculair. Velt was ambitieus: ze wilde alle telers bereiken, zowel professionele als amateurs. Het doel was om informatie over biologische teeltmethodes en gezonde voeding kenbaar te maken en geïnteresseerden en toekomstige lesgevers op te leiden via publicaties, cursussen, studiedagen en evenementen. Velt wilde echter ook onderzoek doen naar nieuwe en betere teeltvormen, de productie van bioboeren controleren en certifiëren door middel van een label, de telers voorzien van ecologisch verantwoorde basisproducten zoals zaad, compost en mest en de afzet van bioproducten ondersteunen. In de eerste jaren werd de focus vooral gelegd op het verwezenlijken van een garantielabel. Het probleem was dat er in de jaren zeventig geen certifiëring voor biologische teelt bestond. Daarnaast werd er in de afzet doorgaans weinig aandacht besteed aan biologisch geteelde producten. De bioboeren hadden nood aan een systeem om de de waarde van hun producten onder de aandacht te brengen en tevens de klanten de garantie te bieden dat de producten ook daadwerkelijk biologisch geteeld waren. Op 18 januari 1976 stelden de beroepstelers het lastenboek voor. Het legde de voorwaarden vast waaraan een landbouwer moest voldoen om het garantielabel te krijgen en zich een biologische landbouwer te mogen noemen. Een tiental beroepstelers ondertekende het lastenboek. Dit was het de facto begin van Velt-Beroepstelers. Wat later werd ook de technische commissie ingesteld die de garantielabels moest uitreiken. Verder diende deze commissie ook het lastenboek aan te vullen, staalnames te doen bij telers, de sancties te bepalen bij overtredingen, vragen en suggesties te bespreken van telers en haar beslissingen te publiceren in ’t Seizoentje. In het najaar van 1975 was Velt bovendien begonnen met het composteren van snoeihout. Vanaf 1976 werd deze compost verkocht aan biologische telers. Daarnaast werden ook de eerste concrete stappen gezet voor de controle van de telers en de afzet van hun producten. De controle van de staalnames door de technische commissie zou worden uitgevoerd door een aparte dienst: het Veltlabo. Deze dienst ging van start op 1 januari 1977. Over de afzet van biologische producten waren de meningen binnen Velt verdeeld. De telers waren doorgaans zeer te vinden voor de oprichting van een bedrijf voor de verkoop van producten die gekweekt waren volgens de strenge eisen van het lastenboek, maar de andere leden waren niet zo happig om met commerciële activiteiten te beginnen, maar op de beheerraad van 17 oktober 1976 werd toch toestemming gegeven om de samenwerkende vennootschap Veltco op te richten. De eerste maanden leek alles voorspoedig te lopen, maar al in de loop van 1977kwam de Veltco meer en meer in slechte financiële papieren en op 30 september 1978 werd beslist om de Veltco op te doeken. De teloorgang van de Veltco bleek een stevige klap voor de vereniging. Bij een deel van de leden vergrootte het zo de argwaan ten opzichte van commerciële activiteiten. Een aantal andere evoluties dwongen Velt tevens om het geweer van schouder te veranderen. Eerst en vooral kreeg Velt steeds meer amateurtelers als leden. Velt had te weinig mensen en middelen om al die leden op een professionele manier te ondersteunen, aangezien de vereniging nog steeds voornamelijk draaide op vrijwilligers. Een deel van het bestuur vond dat de tijd gekomen was om Velt uit te bouwen tot een vereniging voor sociaal-cultureel vormingswerk, waarvoor subsidies konden aangevraagd worden bij het ministerie van Cultuur. Een tweede evolutie was dat de beroepstelers er bij het ministerie voor Landbouw voor ijverden om biologische landbouw in een wettelijk kader te laten gieten. Het ministerie stelde echter als voorwaarde dat de verschillende Vlaamse en Waalse verenigingen van biologische telers zich schaarden onder een nationale federatie, zodat de onderhandelingen gericht konden verlopen. Velt aarzelde echter om hieraan deel te nemen. In het voorjaar van 1980 werd voorgesteld om Velt op te splitsen in drie delen: Velt, Velt-Beroepstelers en Velt-Diensten. Velt-B zou de beroepstelers voorzien van teelttechnische documentatie, voorlichting en bemestingsadvies, het Velt-Label uitreiken en bodemcontroles uitvoeren. Velt zelf legde de klemtoon op kennis en vaardigheden verwerven, lesgevers opleiden, groepsactiviteiten organiseren en propaganda voeren en publiekswerk verrichten. Velt-D zou vorming geven, het Veltlabo en de Velt-Recyclagedienst coördineren en wetenschappelijk onderzoek stimuleren en opvolgen. De technische commissie fungeerde als tussenpersoon tussen de drie delen. Daarnaast werd ook de naam gewijzigd. Velt stond nu voor Vereniging voor Ecologische Leef- en Teeltwijze. De beroepstelers waren echter niet overtuigd. Ze wilden hun eigen koers varen en richtten hun eigen vereniging op: Belbior. Een aantal van de beroepstelers bleef echter wel werken op basis van het lastenboek en onder toezicht van het Veltlabo. Ook binnen Velt zelf werd de nieuwe koers niet zonder slag of stoot aanvaard. Het vierde congres op 24 en 25 januari 1981 had dan ook als doel om objectieven, waar heel Velt zich op lange termijn achter kon scharen, vast te leggen. De conclusies van het congres waren duidelijk: Velt moest eerst en vooral haar vele leden ondersteunen. Het landelijk secretariaat moest informatie verzamelen en doorgeven, lesgevers opleiden en activiteiten van de plaatselijke afdelingen faciliteren. ’t Seizoentje moest grondig uitgebouwd worden. Meer technische aspecten van de biologische land- en tuinbouw zouden aan bod moeten komen in specifieke publicaties. De aandacht moest bovendien verder gaan dan louter de teeltwijze. Ook gezonde voeding, koken, alternatieve leef- en geneeswijzen, kruidenteelt e.d.m. moesten aan bod komen. Met deze visie koos Velt er duidelijk voor om een gesubsidieerde vereniging voor sociaal-cultureel vormingswerk te worden. Desalniettemin vonden de leden dat de band met de beroepstelers niet uit het oog mocht worden verloren. Bovendien werd er nog vastgehouden aan het Velt-label. De veranderingen werden ingezet met de organisatie van een eerste voedingscursus in het najaar van 1981 en de verhuis van het secretariaat naar de Welkomstraat in Wommelgem op 1 oktober 1982. Vanaf 1 januari 1984 kreeg Velt officieel subsidies voor sociaal-cultureel vormingswerk. Vanaf 1985 kwamen daar nog subsidies bij voor landbouwvorming. In hetzelfde jaar werd ook beslist om het ultieme handboek voor de amateurtuinier samen te stellen: het Handboek Ekologisch Tuinieren. In de zomer van 1987 organiseerde de werkgroep siertuin een bezoek aan een aantal siertuinen onder de naam Jardin d’amis. Deze activiteit werd in 1989 uitgebreid tot de Open Tuin Dagen, een evenement waarin tuinen in heel Vlaanderen werden opengesteld voor het grote publiek. Een andere groep waarop Velt zich stilaan ging richten, waren de consumenten. Vanaf 1989 onderhandelde Velt met de BRT om een TV-reeks te maken over biologisch tuinieren. De reeks kwam in 1991 op de TV. Ondertussen bleef Velt ook een belangrijke rol spelen voor de beroepstelers. De Vlaamse en Waalse ecologsiche telers besloten in 1984 om de vraag van het ministerie van Landbouw in te willigen en een nationale koepel op te richten: De Nationale Unie der Biologische Landbouwers (Nubila). Het secretariaat van Nubila werd bij Velt ondergebracht. Nubila wilde graag een nationaal label, een lastenboek en een controlesysteem instellen, maar het Velt-label was op dat moment een van de strengste en best uitgewerkte labels van Europa, zodat voorlopig beslist werd om het Velt-label te blijven volgen. Een jaar later werd de rechtstreekse band tussen Velt en Velt-D losgemaakt. De laatste werd omgevormd tot Centrum en Laboratorium voor Onderzoek in Biologische Landbouw (Clobila). Het centrum bleef echter wel nog onder toezicht staan van de technische commissie. Vanaf dit moment werd het wel duidelijk dat Velt uiteindelijk alle banden met de beroepsteelt en het label zou moeten opgeven, al waren de geesten er nog niet volledig klaar voor. Desalnietteming engageerde Velt zich in 1987 om te helpen bij de onderhandelingen tussen Probila (de koepel van verdelers en verwerkers van biologische producten) en Nubila voor de oprichting van hun eigen label. Op 11 januari 1988 richtten een aantal medewerkers van Velt en Belbior een nieuwe vzw op: BLIK, het studiebureau voor controle en advies voor de biologische landbouw. BLIK deed in de eerste plaats controles bij biologische telers en nam daarmee een deel van de taken van Clobila over. BLIK werkte volgens de richtlijnen van de technische commissies van Velt en Belbior, die in juni van hetzelfde jaar samensmolten. Het secretariaat van BLIK en de nieuwe technische commissie werden waargenomen door Velt. Ondertussen hadden Probila en Nubila het label Biogarantie opgericht. De komst van het label zorgde voor een reorganisatie van de taken in het landschap. Velt kreeg de taak om de lastenboeken op te stellen en de labels uit te reiken. Op 30 april 1990 werd hiervoor de vzw Velt-Garantie opgericht. Velt mocht daarentegen de landbouwers zelf niet meer vertegenwoordigen. Ook mocht Velt geen controles meer uitvoeren. Die taak werd volledig overgenomen door BLIK. In principe was er nu een volledige scheiding tussen de verschillende bevoegdheden en werd elke vorm van belangenvermenging vermeden. In de praktijk was dat echter niet het geval, aangezien de secretariaten van veel organisaties werden waargenomen door Velt en de vaste medewerkers hun werk verdeelden over die verschillende secretariaten. Begin 1991 verhuisde het secretariaat van Velt naar de Luitenant Caluwaertstraat 1 te Wommelgem. Het nieuwe takenpakket van Velt werd in de tekst Een globaal beleid voor Velt gegoten en vertaald naar een visie op lange termijn. Inhoudelijk zou er rond vier thema’s gewerkt worden: ecologisch tuinieren (zowel siertuin als moestuin), ecologische landbouw, ecologische voeding en het informeren van de consument. In juni 1991 was de Europese richtlijn inzake de biologische landbouw eindelijk goedgekeurd. Het ministerie van Landbouw erkende BLIK als controle-orgaan voor de Europese normering van bio-landbouwproducten. De uitreiking van het label werd voortaan ook aan BLIK overgelaten en de technische commissie van Velt werd eveneens overgeheveld. De voorlichting van de boeren werd dan weer overgenomen van BLIK door het pas opgerichte BLIVO (Biologische Landbouw – Instituut voor Voorlichting en Onderzoek). Het ministerie wilde zo vermijden dat er nog sprake was van belangenvermenging tussen de consumentenverenigingen en de certifiërende organisatie. Dit gaf aanleiding tot grote spanningen tussen de leden van de raad van beheer enerzijds en de vaste medewerkers van het secretariaat anderzijds. De leden van de raad van beheer hadden immers geen enkele controle meer over de afgesplitste verenigingen die ze mee hadden helpen oprichten. De vaste medewerkers verdeelden echter wel hun taken tussen de verschillende secretariaten, waarbij het niet altijd geheel duidelijk was wat ze voor welk secretariaat deden. De spanningen bereikten een hoogtepunt in het najaar van 1992 en pas tegen de algemene vergadering van 20 februari 1994 slaagde Velt er in om haar problemen onder controle te krijgen. De raad van beheer werd opgewaardeerd en kreeg de hulp van een aantal werkgroepen om up-to-date te blijven en de vergaderingen voor te bereiden, zodat hij niet steeds voor voldongen feiten zou worden gesteld. Verder werden de taakverdeling en de werkschema’s van de vaste medewerkers vastgelegd, zodat er geen misverstanden meer zouden bestaan rond tijdsverdeling en belangenvermenging. Het waarnemen van de secretariaten van andere organisaties werd ook afgebouwd. Als laatste werd een nieuwe beleidstekst opgesteld om de prioriteiten duidelijker af te bakenen. Velt moest zich focussen op de verdediging van consumentenbelangen, de ondersteuning van de afdelingen en de opleiding van lesgevers. Alles wat met labels, controle en certifiëring te maken had zou worden afgestoten. Inhoudelijk werk werd uitbesteed aan externe specialisten. De nieuwe koers werd definitief ingeslagen met de ontbinding van Velt-Garantie en de naamsverandering van ’t Seizoentje naar Seizoenen. Verder werden de taken van de Commissie Verenigingswerk opnieuw gedefinieerd. Voortaan zou ze zich bezig houden met uit te zoeken hoe de afdelingen beter ondersteund konden worden. Ze zou ook de opleiding van de lesgevers over thema’s zoals compostering en ecologische voeding regelen en het decreet sociaal-cultureel vormingswerk opvolgen. In 1995 verhuisde Velt naar het huidige adres: de Uitbreidingsstraat 392c te Berchem. De vernieuwde werking rond consumenten begon vanf 1997 duidelijke vormen aan te nemen met de eerste editie van de brochure Biologisch Vlaanderen in een Notedop. De brochure bevatte een lijst met verkooppunten van biologische landbouwproducten. Daarnaast was er het TV-programma Biosfeer, waaraan Velt meewerkte. Verder werd in 1997 met medewerking van Velt het Platform voor de Biologische Landbouw opgericht. Deze organisatie lanceerde de platformtekst 10 op 10 voor de biologische landbouw. De tekst poneerde het streefdoel dat tegen 2010 minstens 10% van het Vlaamse (en later Belgische) lanbouwareaal ingenomen moet worden door biologische landbouw. Het platform organiseerde ook de Week van de Biologische Landbouw (later Biozomer) om biologische landbouw beter bekend te maken bij de bevolking. In 1998 besloot de vzw Biogarantie om zich enkel nog te focussen op het garantielabel en de coördinatie van het overleg binnen de sector van de biologische landbouw over te hevelen naar een nieuwe organisatie: BioForum. BioForum verenigde alle spelers binnen het veld: producenten, verdelers, groot- en kleinhandelaars en uiteraard ook de consumenten. Velt werd de vertegenwoordiger voor die laatste groep. Velt kon van de dioxinecrisis in het voorjaar van 1999 volop gebruik maken om haar nieuwe rol als consumentenorganisatie te spelen. Velt zette het nieuwe millennium in met de opstart van het project Bioschakels, dat als doel had om lokaal de consument te informeren over biologische producten en biologische landbouw. Rond deze periode begon Velt ook te werken rond genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) en kort daarop werden ook projecten opgezet rond ecologische, sociaal verantwoorde en fairtrade voeding (De Biomand) en rond biologische voeding in de lagere school (De BioBox). |