226/00021: Dossier betreffende een geschil binnen de BSP-federatie Oudenaarde-Ronse tussen voorzitter Paul Ghijsbrecht en een aantal afdelingen
Saved in:
Raadpleegbaarheid: | Raadpleegbaar mits toestemming van de verantwoordelijke archivaris, met uitzondering van enkele dossiers recente briefwisseling |
---|---|
Reference code: | 226/00021 |
Level of description: | bestanddeel |
By: | |
Date: | 1973-1973 |
Tags: |
Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
|
Date: | 1973 |
---|---|
Physical description: | [1 omslag] |
Notes: | Biografie: Albert Alfred ‘Bert’ van Hoorick (°Aalst, 31/1/1915) was één van de leidende figuren van de naoorloogse communistische partij, die in 1957 de overgang maakte naar de sociaal-democratie. Hij groeide op in het arbeidersmilieu van Aalst waar socialisme en flamingantisch daensisme zeer sterk leefden. Al tijdens zijn scholierentijd aan het Aalsterse Atheneum profileerde hij zich als een scherp waarnemer met een uitgesproken anti-militaristische visie en een grote sociale bewogenheid. Het feit dat zijn vader sneuvelde tijdens de Eerste Wereldoorlog voor hij hem had kunnen ontmoeten, en zijn moeder tijdens haar zwangerschap gewond werd door een granaatscherf, heeft hier ontegensprekelijk iets mee te maken. Begeesterd door het flamingantisch romantisme richtte hij tijdens zijn studiejaren aan het Atheneum te Aalst de ‘Iweinkerels’ op, een afdeling van het vrijzinnig georiënteerde Algemeen Vlaams Studentenverbond (AVS). In 1933 sloot hij zich aan bij de Belgische Werkliedenpartij (BWP) en weldra werd hij één van de leidende figuren binnen de Socialistische Anti-Oorlogsliga (SAOL) te Aalst. Zijn jeugdig radicalisme getrouw stelde hij zich op als een aanhanger van de links revolutionaire stroming rond P.H. Spaak. In 1934 begon hij zijn studies aan de Rijksuniversiteit van Gent maar wegens zijn meeslepend politiek engagement kwam er van de studies niet veel in huis. Wegens de uitgave van een anti-militaristisch pamflet werd hij in 1935 voor het gerecht gedaagd en vrijgesproken. Met de toetreding van P.H. Spaak tot de regering en de ontbinding van de SAOL verloor Van Hoorick zijn laatste binding met de sociaal-democratie en eind 1935 trad hij toe tot de Kommunistische Partij van België (KPB). Door zijn agitatie en arrestatie tijdens de algemene staking van 1936 vestigde hij zijn naam als leidende figuur van de Aalsterse KP. In die jaren was hij nauw betrokken bij de anti-fascistische actie en begaf hij zich zelfs naar Spanje om de hulp aan het republikeinse kamp te organiseren. De definitieve doorbraak van Van Hoorick naar de top van de partij kwam er tijdens de bezettingsperiode. Tijdens de meidagen van 1940 werd hij krijgsgevangen genomen, maar na zijn terugkeer in januari 1941 nam hij de leiding op zich van de clandestiene KP in Vlaanderen. Vanaf 1942 werkte hij mee aan de uitbouw van het Onafhankelijkheidsfront. Op 11 februari 1943 werd Van Hoorick gearresteerd en na een verblijf in het concentratiekamp van Breendonk doorgestuurd naar Buchenwald. Bij zijn terugkeer in mei 1945 nam hij opnieuw de leiding van de KP in Vlaanderen. Hij werd hoofdredacteur van het partijblad De Rode Vaan en in 1946 volgde zijn verkiezing tot volksvertegenwoordiger en gemeenteraadslid. In het parlement liet hij zich onder meer kennen door zijn stellingname tegen een eenzijdige bestraffing van de collaboratie. Hij nam ook de verdediging van de textielarbeiders op zich. Na de voor de KPB rampzalige verkiezingen van 1949 richtte Van Hoorick zich noodgedwongen op zijn mandaat als gemeenteraadslid te Aalst. De interne spanningen, die door de verdere marginalisering van de partij steeds hoger opliepen, leidden in 1954 tot de verwijdering van Bert Van Hoorick uit de KP-leiding. Hij distantieerde zich meer en meer van de partij: de Hongaarse opstand van 1956 betekende voor hem de definitieve breuk met de KP en hij maakte de overstap naar de Belgische Socialistische Partij (BSP), waarmee hij op lokaal vlak goede banden onderhield. Zo trachtte hij samen met de socialistische burgemeester Oscar Debunne aan een progressief front te bouwen, een poging waaraan met het vertrek van de Debunne in 1956 een einde kwam. Na diens vertrek en als gevolg van de interne verdeeldheid binnen de Aalsterse BSP kon Van Hoorick vrij snel de leiding van de plaatselijke partij overnemen. In 1958 werd hij opnieuw verkozen tot volksvertegenwoordiger en een jaar later werd hij schepen van Onderwijs en Cultuur. Eén van zijn vele verwezenlijkingen was ongetwijfeld de bouw van het cultureel centrum in Aalst. Bij de succesvolle gemeenteraadsverkiezingen van 1970, moest de burgemeestersjerp normaal gezien toekomen aan Van Hoorick, maar een woordbreuk van de Aalsterse CVP besliste er anders over. In het parlement stelde Van Hoorick zich op als een pleitbezorger van de culturele autonomie en een verdere federalisering van de staatsstructuren. Hij bepaalde in een belangrijke mate het Vlaamse profiel van de toen nog unitaire BSP bepaald en speelde onder meer een belangrijke rol op het Vlaams socialistisch congres van Klemskerke. Tevens was hij secretaris van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap. Nadat hij in 1976 zijn mandaat van volksvertegenwoordiger had opengesteld nam hij in 1979 definitief afscheid van de actieve politiek. In 1982 publiceerde hij zijn memoires uit de jaren 1915-1956, maar bleef hij nog lange tijd als een ware ‘eminence grise’ achter de schermen als een partijorakel fungeren. Hoewel hij steeds met een wankele gezondheid bleef kampen, werd hij toch 85 jaar. Bert van Hoorick overleed op 19 februari 2000. |