233/01322: Dossier betreffende de controle op de bijdragen van het personeel van socialistische instellingen
Saved in:
Raadpleegbaarheid: | Raadpleegbaar mits toestemming van de verantwoordelijke archivaris |
---|---|
Reference code: | 233/01322 |
Level of description: | bestanddeel |
By: | , |
Date: | 1967-1968 |
Tags: |
Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
|
Date: | 1967-1968 |
---|---|
Physical description: | [1 omslag] |
Notes: | Biografie: Het belang van federaties in de socialistische partij is eind 20ste, begin 21ste eeuw sterk afgenomen maar gedurende lange tijd was de federatie het belangrijkste orgaan dat tussen de afdelingen en de nationale top van de partij in stond. Aan het hoofd van een federatie staat een voorzitter maar veruit de belangrijkste persoon is de federale secretaris. Deze is de spilfiguur die het reilen en zeilen in de federatie bepaalt. Het hier voorgestelde archief werd gevormd onder drie secretarissen: Emiel Vergeylen, Gilbert Temmerman en Danny Van De Wynckel. Vergeylen (1888-1974), oorspronkelijk een huisschilder, was federaal secretaris van 1922 tot 1954. Hij was tevens gemeenteraadslid te Sint-Amandsberg (1921-1963) en zetelde van 1936 tot 1958 in de senaat. Zijn bindingen met de socialistische partij en zijn weerstandsactiviteiten leverden hem gedurende de oorlog meermaals het bezoek van de Sicherheitspolizei en de Feldgendarmerie. In 1942 werd hij zelfs gedurende drie maanden als gijzelaar in de Nieuwe Wandeling opgesloten. Na de oorlog pikte hij de draad als federaal secretaris terug op en loodste de federatie door de Koningskwestie. In 1954 trad hij af als federaal secretaris en werd opgevolgd door de jonge Gilbert Temmerman. Temmerman (°1928), wiens stempel dit archief onmiskenbaar draagt, kwam uit een socialistisch arbeidersgezin uit Ledeberg. In 1946 werd hij proeflezer bij dagblad Vooruit en in 1951 werd hij aangezocht om Armand Verspeeten als propagandist op te volgen in het federaal partijsecretariaat. Drie jaar later werd hij federaal secretaris. Vanaf 1959 zetelde hij in de Gentse gemeenteraad en tussen 1970 en 1982 werd hij schepen waarbij hij o.a. de stadsbedrijven en EGW onder zijn bevoegdheid kreeg. In 1971 schopte hij het daarnaast nog tot volksvertegenwoordiger en vanaf 1988 neemt hij voor zes jaar het Gentse burgemeesterschap waar. In 1975 vervangt hij Eduard Anseele als voorzitter, eerst als voorzitter ad interim en vanaf 1976 als voorzitter. Danny Van De Wynckel, al een tijd werkzaam onder Temmerman werd eerst adjunct secretaris en vervolgens secretaris. Temmerman, die zich ontpopte als een ware documentalist hield het archief van zijn voorgangers zorgvuldig bij en creëerde voor zijn eigen werkperiode een uitzonderlijk rijk en gevarieerd archief. Van De Wynckel nam als secretaris Temmermans werkwijze over. Ook als voorzitter bleef Temmerman nauwlettend de federatie opvolgen. Zoals eerder vermeld was een federatie de drijvende kracht achter de regionale politieke bedrijvigheid hetgeen inhield dat een federale secretaris een druk bezet man was die over een ongelooflijk organisatietalent en werkkracht moest beschikken. De federatie kreeg instructies van de nationale top en gaf die door naar de afdelingen. Er dienden federale congressen gehouden te worden, de afvaardiging voor de nationale congressen moest aangesteld, het federaal bestuur regelmatig hernieuwd. De verkiezingen moesten voorbereid worden en de kandidaten werden gecontroleerd op lidmaatschap van de partij en aanverwante organisaties. Ledenwerving, organisatie van feestelijkheden, tombola’s,… : de federatie nam het op zich. Maakten de leden van een afdeling onderling ruzie of stelden zich ergens problemen dan kwam de secretaris tussen. Naast deze werking regelde de federale secretaris ook de lokale activiteiten van de Nationale Federatie van Socialistisch Gepensioneerden (NFSG) en de Centrale voor Arbeidersopvoeding (CAO) die in 1968 de Centrale voor Socialistisch Cultuurbeleid (CSC) werd. Beide organisaties zijn op nationaal vlak zelfstandige vzw’s maar vormden op lokaal vlak meestal een onderdeel van de federatiewerking en werden ingezet bij propaganda, ledenwerving e.d. Van alle grote gebeurtenissen werden dossiers aangelegd en/of vindt men brieven, verslagen e.d. terug. Vergeylen had de oorlog nog maar nauwelijks verteerd of de koningskwestie diende zich aan. Temmerman was net secretaris en de schoolstrijd barstte los. De tijdsgeest valt goed af te leiden uit de brieven die hij moest rondzenden om de gemoederen te bedaren. Er zaten tussen de militanten heel wat weerstanders die van geen kleintje vervaard waren. In een rondschrijven van 25 maart 1955 aan de secretarissen van de socialistische propagandaclubs van Groot Gent betreffende aanvallen op socialistische lokalen werkte hij een verdedigingsstrategie uit. Zekerheidshalve gaf hij het volgende post scriptum mee: “HET GEBRUIK VAN WAPENS (matrakken – loden buizen e d ) moet ten stelligste worden afgeraden ”. Enige jaren later diende de strijd tegen de eenheidswet zich aan… Zowat elk afdelingsarchief, hoe klein ook, bevat dossiers over 1 mei-optochten maar de 1 mei-dossiers zijn net zoals de optochten zelf ronduit indrukwekkend en getuigen van een strakke organisatie. De bijbehorende meiavondfeesten die meestal doorgingen in cinema Vooruit of het Sportpaleis waren gigantisch en werden vaak opgeluisterd door de BRT-orkesten naast de eigen koren en muziekgroepen. Bij de verkiezingsdossiers, die een nagenoeg volledig overzicht bieden van de voorbereiding, de verkiezing zelf en de eventuele naweeën, vallen vooral de meestal goed bijgehouden poll-dossiers op. Zowel voor de wetgevende, de provincie- en gemeenteraadsverkiezingen werd een interne verkiezing georganiseerd om de kandidaten en hun plaats op de lijst te bepalen. Dit pollsysteem, dat duidelijk een poging tot interne partijdemocratie is, is merkwaardig genoeg nauwelijks bestudeerd. Het NFSG/VFSG gedeelte bevat veel dossiers betreffende aanvragen om betoelaging van diverse overheden en biedt aldus een uitgebreid overzicht van de socio-culturele activiteiten die over de ganse federatie gespreid doorgingen. Ook de jaarlijkse reizen voor de gepensioneerden zijn uitvoerig gedocumenteerd. Meestal ging het naar zee (Klemskerke) maar in sommige jaren sloot de reis aan bij een grote activiteit van de partij. In 1962 trok men naar Charleroi voor de opening van het Gailly-instituut en de daaropvolgende betoging. In 1964 trok men naar Zelzate voor de huldiging van Jozef Chalmet. Bij de CAO/CSC-dossiers vallen meteen de Cine Club en initiatieven als de Music-Club op. De doorsnee activiteiten van de CAO/CSC bestonden overwegend uit voordrachten, diavoorstellingen en vormingswerk. Midden de jaren 1950 bracht Temmerman, na een geslaagd concert met Lionel Hampton in het Sportpaleis, vernieuwing door de Music Club op te richten en jazzconcerten te organiseren. Hij had tevens de hand in de oprichting van een nieuw koor dat iets meer aansloot bij de nieuwe tijden en in plaats van het klassieke repertoire van “rode liederen” musical, gospel e.d. bracht: The Golden River Singers De Music Club was een voltreffer maar ging merkwaardig genoeg ten onder aan zijn eigen succes. In 1958 wist Temmerman The Platters en Bill Haley naar Gent te lokken en in 1959 sloeg hij iedereen met verstomming door Louis Armstrong in de Wintervelodroom in Gent op te laten treden. Het was een overweldigend succes, er was plaats tekort en de ordediensten hadden problemen om alles in goede banen te leiden. Een dergelijk optreden kon niet meer overtroffen worden en luidde het einde in van de Music Club. De CAO Cine Club kenmerkte zich door een zeer hoogstaande filmselectie en gedurende het grootste deel van de jaren 1960 was er de reizende Cine Club waarbij filmvoorstellingen over het ganse federatiegebied werden gehouden. Voor de kinderen was er de CAO Rakkersclub. Ook hier was de filmselectie van uitzonderlijk niveau en kregen de kinderen films van over de ganse wereld voorgeschoteld. Vaak ging dit gepaard met ludieke acties waarbij men kennis kon maken met andere facetten van de partijwerking. |