462/00009: Lijsten van aandeelhouders en gestort kapitaal.
Saved in:
Raadpleegbaarheid: | Raadpleegbaar mits toestemming van de verantwoordelijke archivaris |
---|---|
Reference code: | 462/00009 |
Level of description: | bestanddeel |
By: | |
Date: | 1930-1930 |
Tags: |
Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
|
Date: | [1930] |
---|---|
Physical description: | [1 omslag] |
Notes: | Biografie: Na de Eerste Wereldoorlog zocht de bloeiende socialistische beweging een manier om haar groeiende geldstromen te beheren. Ze richtte daarvoor een financieel departement op, de Comptoir de Dépôts et de Prêts (CDP). De raad van beheer ervan werd samengesteld uit vertegenwoordigers van alle takken van de Socialistische Gemeenschappelijke Actie (vakbonden, coöperatie, mutualiteit, partij) en van de Belgische Bank van de Arbeid (BBA). De bedoeling was om de CDP en de ‘Gentse’ BBA met elkaar te laten versmelten en een nationale financiële instelling voor de beweging op te richten. Omwille van dit toekomstperspectief werd de zetel van de CDP bij zijn stichting in juni 1920 in Gent gevestigd. In afwachting van de versmelting had de beweging met de CDP toch een instelling die de groeiende financiële middelen van vakbonden, mutualiteiten en coöperaties kon beheren. De beweging genereerde zo zelf haar winst en was voor leningen niet meer afhankelijk van burgerlijke instellingen. In tegenstelling met de BBA was de CDP een coöperatie (en geen naamloze vennootschap) én een volwaardig deel van de partij. In de statuten werd duidelijk bepaald dat het doel ‘het groeperen van de financiële operaties van de Belgische arbeidersorganisaties’ was. Het kapitaal van de CDP groeide van 87.200 frank bij de oprichting, naar 10 miljoen frank in 1930. Hier moet helaas opgemerkt worden dat ongeveer 80 procent ervan nog gestort moest worden. Het balanstotaal groeide in dezelfde periode van 2 miljoen naar 255 miljoen frank. In 1930 bezat de CDP meer dan 200 miljoen frank aan spaartegoeden, aanvankelijk met een aangroei van 3 tot 8 miljoen frank per jaar, maar vanaf 1926 met een jaarlijkse toename van 23 tot 50 miljoen frank. Aanvankelijk was de directeur van de BBA, Gustave Declercq, ook directeur van de CDP, maar al snel groeiden de twee instellingen uit elkaar, in plaats van naar elkaar toe. Elke frank spaargeld die naar de CDP ging, kon niet naar de BBA gaan en vice versa. In november 1922 kreeg de CDP een eigen directeur, Fernand Degeyndt. In 1924 verliet de organisatie uiteindelijk de kantoren van de BBA en betrok ze een eigen gebouw in Brussel. Toch werd er vanuit de CDP en ook door de niet-Gentenaars binnen de BBA aangedrongen op een fusie, zoniet een verregaande samenwerking tussen beide banken. De kwestie bleef aanslepen, vooral als gevolg van de onwil uit Gentse hoek, terwijl de geldstroom naar de CDP verder toenam. De werking van de CDP was bewust beperkt tot het financieel ondersteunen van de organisaties uit de eigen socialistische kring. Vanaf het midden van de jaren 1920 begon het spaargeld echter ruimschoots het uitgeleende geld te overstijgen. Zo ontstonden er moeilijkheden om geschikte bestemmingen te vinden om het geld te plaatsen. Om de groei van de bank niet te belemmeren, werd de geldstroom niet afgeremd. Het geld werd in toenemende mate geleend aan personen die het gebruikten om beursoperaties mee te financieren. De CDP speculeerde niet zelf, maar de klanten die het geld leenden, deden dat wel. Toen de beurscrisis in 1929-1930 uitbrak, konden de klanten het geld niet terugbetalen. De aandelen waarmee ze zich borg hadden gesteld, bleken niets waard. Eind 1930 had de CDP 18 miljoen frank verloren. Daarop besloot de leiding opnieuw toenadering te zoeken tot de BBA, ditmaal niet met een door hen geleide fusie op het oog, maar met een voorstel tot overname door de BBA. In 1931 was de eengemaakte socialistische bank een feit, echter niet onder de beoogde omstandigheden. De financiële crisis sloeg in alle hevigheid toe, en de zelf al niet bijzonder sterke BBA haalde met het CDP een ziek kind in huis. |