491/5.3.21/00486: Dossier betreffende het project Scheppen van werkgelegenheid via ontwikkelingspolen in Nahuizalco en Ataco (Volens) van 1989 tot 1991
Saved in:
Raadpleegbaarheid: | Raadpleegbaar mits toestemming van de verantwoordelijke archivaris |
---|---|
Reference code: | 491/5.3.21/00486 |
Level of description: | bestanddeel |
By: | |
Date: | 1992-1992 |
Tags: |
Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
|
Date: | 1992 |
---|---|
Physical description: | [1 omslag] |
Notes: | Biografie: Toen Renaat Van Elslande in 1973 minister van Buitenlandse Zaken werd, was hij bereid in samenspraak met staatssecretaris Irène Petry een systeem van medefinanciering op te zetten. Het bleek niet zo eenvoudig de ngo’s op eenzelfde lijn te krijgen. De evolutie van het Nationaal Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking/Centre National de Coopération au Développement (CNCD), naar een organisatie met participatie van de ‘basis’ en het zelf uitgroeien tot een direct geïnteresseerde projectorganisatie, werd door andere ngo’s niet in dank afgenomen. Dat het NCOS/CNCD met dit ‘dubbele’ gezicht zou optreden in naam van alles ngo’s werd volledig van de baan geschoven. Naast die spanningen was er ook het groeiende verzet van ABOS (administratie van het Algemeen Bestuur van de Ontwikkelingssamenwerking). Enerzijds wilden ze geen pottenkijkers, anderzijds was er protest dat de ngo’s meer ruimte en faciliteiten zouden krijgen voor hun projecten dan de administratie zelf. In die omstandigheden werd Coprogram in 1975 opgericht in het huis van NCOS, maar onafhankelijk ervan, met een secretariaat waarvan de kosten toch weer door het NCOS werden gedragen. Coprogram werd opgericht als koepelorgaan voor Belgische ngo’s met belangstelling voor medefinanciering van projecten in het Zuiden. De organisatie bestond in het begin uit de leden van de Raad van Beheer van het NCOS/CNCD en uit anders belangstellenden. Het was de bedoeling dat de vereniging het geheel van de fondsen, door de staat aan de ngo’s uitgekeerd voor projecten, zou beheren. Deze poging mislukte in 1976 en Coprogram verloor zijn vooropgestelde beheersfunctie om een overlegorgaan van ngo’s te worden. De doelstellingen werden aangepast in de statuten, namelijk: “De vereniging heeft tot doel een overleg en een vertegenwoordigend organisme te zijn inzake medefinanciering van niet-gouvernementele organisaties ten aanzien van de Belgische en buitenlands regeringen, de Europese Kommissie, en andere internationale instellingen, voor studie, de verdediging en de coördinatie van de belangen van de NGO’s op het gebied van informatie en vorming over de Derde Wereld problematiek, alsmede de realisatie van ontwikkelingsprojecten in de Derde Wereldlanden.” Het NCOS/CNCD op zijn beurt was de koepel van de Belgische ngo’s voor alle anderen domeinen. Een duidelijke afbakening tussen de verantwoordelijkheid van beide verenigingen was noodzakelijk. In 1988 werd Coprogram erkend en een jaar later is er de nationale opsplitsing in Coprogram Vlaanderen en ADO (Association de Développement). Door de hervorming van de K.B.’s van 12 maart 1991 kreeg Coprogram Vlaanderen meer bevoegdheden. Het K.B. van 2 april erkende Coprogram Vlaanderen als een ngo-federatie op het vlak van ontwikkelingseducatie, ze trad op als gesprekspartner van de overheid door de oprichting van een overlegcommissie voor ontwikkelingseducatie (OCE) tussen ngo’s en de overheid. De subsidies aan ngo’s voor ontwikkelingseducatie bedroegen niet meer dan 50 % van de kostprijs van de activiteit en werden slechts a posteriori uitbetaald, op basis van een activiteitenverslag en een financieel rapport; de ngo’s moesten dus alles gedurende een jaar prefinancieren. Een fusie met Intercodev Vlaanderen voltrok zich in de fusiefederatie Coprogram in september 1992. Een officiële erkenning kwam er op 1 januari 1994. De hervormingen van Reginald Moreels, staatssecretaris van ontwikkelingssamenwerking, werden ingezet in 1995 en afgerond in 1997, in die periode verschoof de concurrentie naar samenwerking tussen 11.11.11 en Coprogram. De twee organisaties bespraken de verdeling van hun respectieve essentiële rollen. Op operationeel vlak werd de secretaris-generaal van 11.11.11 uitgenodigd op de raad van Coprogram en omgekeerd, zodat een goede informatie-uitwisseling gegarandeerd was en onduidelijkheden tijdig uitgeklaard werden. Beide organisatie zetelden op hetzelfde adres, in de Vlasfabriekstraat, in een gebouw dat jaren geleden werd aangekocht door 11.11.11. In 2003 voerde Coprogram een evaluatie uit en vormde dit de aanleiding om de strategie preciezer te definiëren. Zo richtte Coprogram zich in de taak- en visieomschrijving die ze in mei 2005 opnieuw actualiseerde op twee grote doelstellingen: de ontwikkeling van een geprofessionaliseerde sector die kan beantwoorden aan de nieuwe verachtingen van de internationale samenwerking en het vertalen van beleid in administratieve regels, specifiek toegesneden op ngo’s en op de eisen van de internationale samenwerking. In het strategische plan (2004-2006) vertaalde deze nieuwe visie zich in drie specifieke doelstellingen: ngo’s stimuleren om in te spelen op de nieuwe uitdagingen van de ontwikkelingssamenwerking; bijdragen tot de verbetering van de kwaliteit van de sector door processen van collectieve vorming, via stimulering en begeleiding van visieversterking; het politieke raamwerk, de reglementering en de toepassing ervan afstemmen op de nieuwe rollen van de ngo’s en op de kwaliteitsontwikkeling van hun werkzaamheden. In 2007 gingen 11.11.11 en Coprogram over tot een integratie op secretariaatsniveau. Beide organisaties behielden echter wel hun specifieke werking en hadden eigen beleidsstructuren (zoals raad van bestuur en algemene vergadering). Coprogram verdedigt de belangen van de ngo’s, niet enkel t.a.v. de federale overheid, maar ook t.a.v. andere subsidiërende overheden, zoals de Vlaamse Gemeenschap en de Europese Unie. Verder vertegenwoordigt Coprogram de ngo’s in overlegorganen die te maken hebben met de verplichtingen van de ngo’s als vzw en als werkgever. Coprogram bevordert de uitwisseling tussen de ngo’s, stimuleert de vorming van ngo-medewerkers en werkt mee aan studies en evaluaties. |