Description
Date:1914-05-13
Notes:Biografie: De oprichting van de Belgische Werkliedenpartij (BWP) in 1885 was het resultaat van een evolutie waarbij het sociaaldemocratisch gedachtegoed – ook in België – de hoofdstroom werd binnen de socialistische arbeidersbeweging. De BWP wilde door middel van geleidelijke hervormingen binnen het bestaande regime een sociale democratie realiseren. In die reformistische strategie stond de uitbouw van een sterke arbeiderspartij centraal. Na een turbulente aanvangsperiode, met de radicale afscheuring van de Parti Socialiste Républicain (1887-1889), werd een ideologisch compromis bereikt rond de beginselverklaring van Quaregnon (1894). Daarin onderschreef de BWP het principe van de klassenstrijd met een duidelijke klemtoon op geweldloze, praktische en onmiddellijke politieke en sociale verwezenlijkingen binnen de democratische rechtsorde. De partij ijverde concreet voor algemeen stemrecht, verplicht gratis onderwijs en sociale wetgeving. Algemeen stemrecht werd het centrale strijdthema van de BWP. De partij deed na een compromis rond het algemeen meervoudig stemrecht in 1894 haar intrede in het parlement. De BWP groeide uit tot een massaorganisatie; het verzamelpunt van alle socialistische groeperingen, zowel politieke als syndicale, sociale, economische en culturele. Na de Eerste Wereldoorlog werd het principe van één man, één stem verworven en ging de socialistische partij een eersterangsrol spelen op het Belgisch politiek toneel. Ze slaagde erin om vanuit de regering een groot stuk van haar sociaal programma te realiseren met de invoering van de achturendag en belangrijke maatregelen op het vlak van de sociale verzekeringen en het sociaal overleg. Er kwam reactie uit conservatieve kringen en de BWP was al vlug aangewezen op de verdediging. Vanaf 1927, na de val van de linkse regering-Poullet-Vandervelde (1925-1926), werden de socialisten jarenlang naar de oppositie verwezen. De BWP had niet direct een antwoord op de economische crisis van de jaren 1930 en kreeg het zwaar te verduren bij haar eigen achterban. Het Plan van de Arbeid (1933) dat Hendrik De Man in opdracht van de BWP uitwerkte, formuleerde wel een concreet actieprogramma. Op basis van dit alternatief kwam de BWP in 1935 opnieuw in de regering (Van Zeeland I); de aanzet tot een aantal opeenvolgende regeringsdeelnames, waarbij Paul-Henri Spaak in mei 1938 de eerste socialistische premier werd van het land. Op het vlak van sociale zaken werd de draad terug opgenomen en in die vooroorlogse jaren werd mee de basis gelegd van de sociale zekerheid. Maar dit alles kon niet verdoezelen dat de partij ideologisch en organisatorisch in een malaise zat. De omvorming van de BWP van klassenpartij naar volkspartij onder impuls van De Man en Spaak stuitte op heel wat weerstanden, niet uitsluitend bij de oudere generatie met Emile Vandervelde en Louis de Brouckère. De interne verdeeldheid kwam aan de oppervlakte rond thema’s als de Spaanse Burgeroorlog en de Belgische neutraliteitspolitiek. Toen De Man na het overlijden van ‘patron’ Vandervelde partijvoorzitter werd, stond hij aan het hoofd van een politieke beweging in diepe crisis. Na de Duitse inval in mei 1940, door De Man in zijn manifest aan de bevolking als een ‘bevrijding’ omschreven, ontbond hij op 28 juni de BWP.