632/33: Dossier betreffende het kerkuilproject
Saved in:
Raadpleegbaarheid: | raadpleegbaar mits toestemming van de dienstdoende archivaris |
---|---|
Reference code: | 632/33 |
Level of description: | bestanddeel |
By: | |
Date: | 1981-1982 |
Tags: |
Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
|
Date: | 1981-1982 |
---|---|
Physical description: | [1 omslag] |
Notes: | Biografie: De ornithologische vereniging de Wielewaal werd op 12 februari 1933 in Antwerpen opgericht. Onder leiding van pastoor Frans Segers werd de Wielewaal uitgebouwd tot een grote vereniging. In 1953 verkreeg ze tevens rechtspersoonlijkheid onder de vorm van een vzw. Onder het groeiende ledenaantal bevonden zich ook veel jongeren. Een aantal onder hen kon zich niet altijd vinden in het verenigingsleven dat qua thema's en organisatie volledig werd bepaald door de ouderen. Op 29 april 1967 namen Frank Redant en Luc Van Schoor het initiatief om een jeugdafdeling binnen de Wielewaal op te richten. Ze kregen hierbij de steun van enkele andere jongelingen: Julius Smeyers, Dirk Dubois en Etienne Van Rooy. Op de raad van beheer van de Wielewaal van 29 oktober 1967 werd het voorstel met bezorgdheid aangehoord, maar op de bijzondere beheerraad van 11 november van dat jaar werd het licht toch op groen gezet voor de oprichting van een jongerenafdeling. De Wielewaal Jeugdafdeling (WJA) was geboren en nam meteen een hoge vlucht. In 1968 waren er al 20 afdelingen en in 1969 al 622 leden. In 1971 waren beide aantallen zowat verdubbeld, respectievelijk naar 38 afdelingen en 1279 leden. Toch was er iets mis. Het secretariaat van de WJA bleef in eerste instantie bij de Wielewaal en de WJA had ook geen eigen middelen. De greep van de moederbeweging was dus erg sterk. De WJA voelde zich beknot, o.a. ook vanwege de andere thema’s en invalshoeken die de WJA wilde verkennen. De Wielewaal was van oudsher een beweging die zich bijna exclusief concentreerde op de studie van vogels. De WJA daarentegen, wilde zich ook bezighouden met planten, insecten, zoogdieren, enz. Daarnaast was de aandacht voor het milieu eind jaren 1960 en begin jaren 1970 in een stroomversnelling gekomen met o.a. de ramp met de olietanker Torrey Canyon (1967), het Europees Milieubeschermingsjaar (1970) en het rapport van de Club van Rome (1972). De WJA wilde daarop inspelen, maar de Wielewaal stond er afkerig tegenover. Er rezen meermaals spanningen, o.a. vanwege de deelname van de WJA aan de actie ‘Kernenergie? Nee Bedankt!’ en aan acties tegen de vogelvangst en tegen de aanleg van een autosnelweg door het Peerdsbos. Als gevolg verslechterden de relaties tussen 1969 en 1972. Reeds in 1970 werd het idee geopperd (maar intern afgewezen) om zich af te scheuren van de Wielewaal en te fusioneren met de Belgische Jeugdbond voor Natuurstudie (BJN). In 1972 bereikten de spanningen een hoogtepunt. De Wielewaal wou de WJA weer in het gareel doen lopen, terwijl de laatste dreigde zich af te splitsen. Uiteindelijk kwam het tot een compromis. De WJA werd herdoopt tot Natuur 2000 Wielewaaljongeren. Het kreeg een eigen secretariaat en een jaarlijkse toelage van 50.000 Belgische frank. Daarnaast was er niet langer goedkeuring vereist van de Wielewaal voor de verkiezing van een eigen bestuur. Voor veel Wielewaaljongeren was dit voldoende, maar een kleine groep vond dit niet ver genoeg gaan. Begin 1973 scheurde een groep van vooral Antwerpse leden zich af onder leiding van Julius Smeyers. Ze doopten hun vereniging ‘Natuur 2000 - Vlaamse Jeugdbond voor Natuurstudie en Milieubehoud’. De achtergebleven leden binnen de Wielewaal gingen verder onder de naam ‘Wielewaaljongeren - Jeugdbond voor Natuurbeleving en Natuurbehoud’ (WJ). Inhoudelijk liet de afscheuring zijn sporen na: terwijl Natuur 2000 zich actief met milieubescherming ging bezighouden, bleef bij de WJ natuurstudie stevig op de eerste plaats staan. De WJ kwam de klap vrij snel te boven. Tegen eind de jaren 1970 kende de WJ al meer dan 1500 leden. Ondertussen was er ook een nieuwe doelgroep bijgekomen. Vanaf 1977 was afdeling Schelde-Leie begonnen met een werking voor kinderen tussen 8 en 12 jaar en met het ontwikkelen van een kader om de jongeren te laten doorstromen naar de meer ‘volwassen’ WJ (+15 jaar). Na een paar jaar bleek dit experiment erg succesvol. De afdeling telde zo'n 70 ‘Piepers’. De piepwerking werd vervolgens bij de meeste afdelingen ingevoerd. Al vrij snel bleken er in sommige afdelingen zelfs meer piepers en jongeren dan volwassen leden te zijn, zodat het nodig bleek om de jeugdafdelingen een andere geografische indeling te geven dan de Wielewaal-afdelingen. Deze geografische loskoppeling van de Wielewaal en de WJ zou een belangrijke factor blijken bij de verdere evolutie van de WJ. De groei van de WJ bracht ook zijn problemen mee. Enerzijds had de WJ nauwelijks genoeg werkingsmiddelen om een tijdschriftje uit te geven of de afdelingen te ondersteunen. Anderzijds draaide het volledige Wielewaalsecretariaat – waar ook de WJ afhankelijk van was – op slechts één personeelslid. De WJ voelde zich hierdoor erg beknot in haar verdere groei. Daarnaast bleef er intern onrust bestaan over de eerder natuurhistorische koers en het gebrek aan aandacht voor milieuactivisme. Binnen de WJ groeide de interesse om zich los te koppelen van de Wielewaal, omdat dan erkenning als jongerenorganisatie kon aangevraagd worden bij het Bestuur voor Jeugdvorming (BJV), wat ook een subsidie inhield. Voor de erkenning was het echter noodzakelijk om minstens 2000 leden en 35 actieve afdelingen te hebben. De WJ had geen van beide. Op dat moment kwamen de eerdere plannen voor een fusie met de BJN weer boven water. Een aantal bestuursleden had de overtuiging dat drie grote jeugdbonden in Vlaanderen er twee teveel waren. Voor dat idee valt veel te zeggen. De WJ, de BJN en Natuur 2000 hadden elk hun eigen niche, hun eigen doelgroep en hun eigen geografische indeling, zonder veel overlappingen, maar ook zonder grote gaten: samen bedekten ze heel Vlaanderen. De BJN was vooral een stedelijk fenomeen – met uitzondering van Antwerpen, waar Natuur 2000 de grootste was, terwijl de WJ eerder landelijk was. De WJ had vooral leden in de leeftijdscategorie 8-20, terwijl de actieve BJN’ers eerder twintigers waren. Bovendien zouden ze samen voldoen aan de criteria voor de erkenning als jongerenorganisatie. Daarbij kwam nog dat de BJN al rechtspersoonlijkheid had, naast een landelijke organisatie en een eigen secretariaat. De BJN zelf had ook alle redenen om te fusioneren. Er waren financiële en organisatorische problemen. Een fusie met bijkomende reorganisatie, extra geld en vers bloed was meer dan welkom. Enkel Natuur 2000 zag het nut niet, maar als kleinste speler waren ze ook niet echt nodig om de fusie te doen slagen. Een laatste belangrijke reden waarom de fusie kans had op slagen, was de aanwezigheid van een kleine groep mensen met ervaring die de fusie volledig konden uitwerken. De meeste van hen waren lid van WJ, waardoor die de motor van de fusie werd. 1982 werd uitgeroepen tot het feitelijke fusiejaar. Er werden samen kampen georganiseerd en de werkgroepen versmolten, waarbij vooral de ZWG en de MWG bijzonder actief waren. In 1983 werd de fusie dan officieel bekrachtigd. De BJN zou haar statuten aanpassen en de WJ zou worden opgenomen binnen dit nieuwe statuut. Het enige wat nog restte, was het bedenken van een nieuwe naam. De initiële voorstellen van de WJ (Jeugdbond voor Ekologie, Jeugd en Natuur en Vlaamse Natuurjongeren) konden slechts op lauwe reacties rekenen, maar uiteindelijk kon iedereen zich vinden in het voorstel van de BJN: Jeugdbond voor Natuurstudie en Milieubescherming (JNM). Op de bijzondere algemene vergadering van 16 april 1983 werd de JNM officieel opgericht. |