633/1096: Dossier betreffende de vergadering van het Ministerieel Comité voor Begroting op 22/01/1981.
Saved in:
Raadpleegbaarheid: | raadpleegbaar mits toestemming van de dienstdoende archivaris |
---|---|
Reference code: | 633/1096 |
Level of description: | bestanddeel |
By: | |
Date: | 1981-1981 |
Tags: |
Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
|
Date: | 1981 |
---|---|
Physical description: | [1 omslag] |
Notes: | Biografie: Willy (Willem) Claes zag op 24 november 1938 het levenslicht in Hasselt. De intelligente en hardwerkende jongeman, die op zijn zeventiende al voorzitter van de Limburgse Jongsocialisten was, werd snel opgemerkt door ‘de partij’. Dankzij een lening van De Voorzorg kon hij politieke en sociale wetenschappen studeren aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB), waarna hij meteen aan de slag kon bij de leninggever. In de daaropvolgende drie decennia werkte hij zich gestaag op tot een van de prominentste en invloedrijkste Belgische politici. In 1964 werd hij voor de toenmalige BSP verkozen tot gemeenteraadslid in Hasselt. In tegenstelling tot Leburton bouwde hij het stadhuis niet uit tot een lokale basis, al zou hij wel dertig jaar raadslid blijven. Vier jaar na zijn intrede in de lokale politiek werd hij verkozen tot volksvertegenwoordiger en nog eens vier jaar later werd hij tot minister benoemd. Hij was toen 34, vijf jaar jonger dan Leburton, die ook al minister werd op een ongebruikelijk jonge leeftijd. In de zesde regering van Gaston Eyskens (1972-1973) kreeg Claes de post van Nationale Opvoeding toevertrouwd. In de daaropvolgende regering vroeg Leburton Claes als minister van Economische Zaken. Tot 1992 zou Claes die post in alle regeringen met een socialistische deelname vervullen. Hij diende in de periodes 1973-1974, 1977-1981 en 1988-1992 in niet minder dan tien regeringen onder vijf verschillende premiers: Edmond Leburton, Leo Tindemans, Paul Vanden Boeynants, Wilfried Martens en Mark Eyskens. Deze jaren werden gekenmerkt door korte, instabiele regeringen en een grote economische recessie. Onder Wilfried Martens werd Claes in 1979 ook vicepremier en voorman van de Socialistische Partij (SP) (ontstaan na de opsplitsing van de unitaire BSP, waarvan hij tussen 1975 en 1977 ook de voorlaatste Vlaamse covoorzitter was) in de regering. Claes was in die jaren dan ook vaak betrokken bij de regeringsvorming en fungeerde meermaals als (in)formateur. Daardoor werd hij ook opgenomen in de cirkel van vertrouwenspersonen rond de koning. In 1983 werd hij tot minister van Staat benoemd. Claes was toen pas 44, terwijl deze eretitel gewoonlijk voor wat oudere staatslieden aan het einde van hun carrière was voorbehouden. Het onderstreept de belangrijke rol die Claes speelde bij het sturen van het staatsschip doorheen de turbulente jaren 1980, vol economische en politieke beroering. Daarbij gold hij als toonbeeld van het toen bewierookte en later verfoeide Belgische compromis. Zo staat hij bekend als de vader van de ‘wafelijzerpolitiek’, die voor economische groei en sociale vrede zorgde maar het land ook opzadelde met enkele zogenaamde ‘witte olifanten’. Claes was inmiddels ook opgeklommen binnen de rangen van het NVSM. Hij was er ondervoorzitter onder leiding van Leburton. Van 1986 tot 1990 zou hij die laatste opvolgen als voorzitter. Daarmee was hij de laatste unitaire voorzitter van de socialistische mutualiteiten. In het debat over de staatshervorming nam hij zelden uitgesproken standpunten in. Voor Vlaamsgezinden gold hij eerder als ‘belgicist’. Ook hier streefde hij in de eerste plaats naar een compromisoplossing, met respect voor het gezag en de instellingen. In 1992 kreeg Claes in de eerste regering-Dehaene de ministerportefeuille van Buitenlandse Zaken toevertrouwd, een post die zelden aan ideologische doordrijvers werd gegeven. In zekere zin kan deze portefeuille ook beschouwd worden als een beloning voor Claes’ lange carrière op minder aantrekkelijke, technische posten. Meteen werd hij geconfronteerd met de laatste grote buitenlandse crisis tot op heden. Tien Belgische para’s werden bij het losbreken van de genocide in Rwanda vermoord tijdens een humanitaire opdracht. Claes drong er toen sterk op aan dat de Belgische militairen zich zouden terugtrekken. In dezelfde periode was hij ook voorzitter van de Europese Socialistische Partij (1992-1994). In 1994 werd hij, enigszins verrassend, verkozen tot secretaris-generaal van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) in navolging van Paul-Henri Spaak, een andere illustere Belgische socialist. Maar toen uitlekte dat de Italiaanse helikopterbouwer Agusta onder zijn mandaat als minister van Economische Zaken steekpenningen had betaald werd hem geen eervol afscheid gegund. Als jong minister was hij al betrokken geweest bij de Ibramco-affaire die de val van de regering-Leburton had veroorzaakt. Ook in het kader van de UNIOP-affaire, waarbij ministers via te dure marktonderzoeken overheidsgeld naar hun partij lieten vloeien, viel zijn naam. En in de jaren 1980 was het vrij gebruikelijk dat partijkassen werden gespekt via allerlei al dan niet legale constructies. Aan dergelijke praktijken kwam pas een einde na het Agusta-schandaal toen partijen grotere dotaties kregen om een onafhankelijker financiering te verzekeren. Maar ondertussen was Willy Claes al uitgegroeid tot een van de symbolen van die ‘oude politieke cultuur’. Daardoor is een vertekend beeld ontstaan van een gedreven man met volkse wortels, een bovenmatige intelligentie en werkkracht, een man ook die de Belgische staat mee heeft vormgegeven en die zich bovendien kan beroepen op heel wat staatkundige en sociaal-economische realisaties. Na zijn terugtreden heeft Claes zich voornamelijk gewijd aan zijn liefde voor muziek. Als begenadigd pianist gaf hij samen met operazanger Koen Crucke een concertenreeks. Eerder al, tijdens zijn ministeriële carrière, sloeg hij uitnodigingen om het dirigeerstokje ter hand te nemen niet af. Meermaals kreeg hij de eer om de beroemdste klassieke orkesten te dirigeren, gelegenheden waar hij zichtbaar van genoot. |