352/290: Dichtbundels van André ver Elst

Saved in:
Bibliographic Details
Raadpleegbaarheid:raadpleegbaar
Reference code:352/290
Level of description:bestanddeel
By: Magits, Leo
Date:1956-1956
Tags: Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!

Description
Date:1956
Physical description:[2 stukken]
Notes:Biografie: Leo Magits (°Brussel, 1899) bracht zijn jeugd door bij zijn oom in Leuven. Op 12-jarige leeftijd werd hij lid van de Socialistische Studiekring en van het lokaal comité voor arbeidersopvoeding. Hij volgde er socioculturele activiteiten en werd sterk beïnvloed door de oprichter, Pieter Ursi, het begin van een lange vriendschap. Magits volgde les aan de normaalschool van Tienen, waar hij in aanvaring kwam met de franskiljonse directie en zijn studies vroegtijdig afbrak. Daarop behaalde hij zijn diploma voor de Centrale Examencommissie, maar het werd niet herkend door de teruggekeerde Belgische overheid. Met Ursi werkte hij samen in de Vlaamse Gouwbond die ageerde tegen het door Franstaligen geleide Hulp- en Voedingscomité. Uiteindelijk had Magits maar een bescheiden rol in het activisme. In 1918 werd hij redactiesecretaris van het activistische weekblad Uilenspiegel, dat stelling nam in de Vlaamse kwestie. Magits en Uris werden bij verstek veroordeeld en vluchtten in november 1918 samen naar Berlijn. Na een kort verblijf in Bad Salzuflen, waar zij in contact waren met een Vlaamse culturele kring, vertrokken zij naar Nederland, waar zij lid werden van de socialistische partij (SDAP) en vakbond van de bedienden. Na enkele tussenstops verbleven zij in Den Haag waar Magits lessen volgde aan een volksuniversiteit. Hij raakte er moeilijk aan werk, ook niet in Rotterdam, tot hij in 1921 aan de slag kon bij het Internationaal verbond van Vakverenigingen in Amsterdam als redacteur op de persafdeling. De gevluchte activisten richtten samen met enkele Nederlanders verenigingen op. In Amsterdam was dat de Vlaamsch-Hollandsche Vereeniging Guido Gezelle (1926), met Magits als medeoprichter en secretaris. De vereniging hield lezingen over politiek en cultuur in Vlaanderen. Ook met zijn actief lidmaatschap van de Nederlandsche Unie toonde hij zich een aanhanger van de Groot-Nederlandse gedachte. In 1928 richtten Ursi en Magits samen met ondermeer Jef Van Extergem het Algemeen Nederlandsch Arbeidersverbond (ANAV) op, een organisatie van in Nederland uitgeweken activisten van linkse signatuur. Vanaf 1932 bleken de componenten socialisme en Vlaamse beweging steeds moeilijker met elkaar in overeenstemming te brengen, met de openlijke stellingname tegen het opkomend fascisme in het algemeen en tegen het Verdinaso in het bijzonder. Eind 1935 keerde Magits naar België terug en werd Vlaams secretaris van de CAO. Dat hoeft niet te verwonderen want reeds meer dan 10 jaar werkte hij regelmatig mee aan hun maandblad. Magits nam deel aan het Vlaamsch Socialistisch Congres te Antwerpen in maart 1937, dat de culturele zelfstandigheid van Vlaanderen bevestigde. De BWP richtte een Franstalig (La Revue Socialiste) en een Vlaams (Leiding) tijdschrift op, met Hendrik de Man als hoofdredacteur en Magits als redactiesecretaris. Het tijdschrift verdedigde de ideeën van het Plan van de Arbeid, noemde zich pacifistisch en pleitte voor een neutraliteitspolitiek tegenover Duitsland. Hij werd in 1938 ook monitor van de AHS, met als taak het opvolgen van de stages en eindwerken. In die periode vormden het bestuur van de CAO en van de AHS bijna één geheel. Bij het uitbreken van de Tweede wereldoorlog vluchtte hij naar Frankrijk. Na zijn terugkeer koos hij de kant van het socialistisch verzet en werkte mee aan het voorbereiden en opstarten van de naoorlogse BSP. Hij werd lid van het Bureau en was één van de zeven leden van de Erecommissie die moest oordelen over de partijleden die van collaboratie verdacht werden. Na de bevrijding werd Magits ook actief in de dagelijkse politiek. Op het einde van 1945 werd hij gemeenteraadslid in Leuven, provincieraadslid en zelfs voorzitter van de Provincieraad van Brabant. Deze functies vervulde hij niet lang. Na de oorlog bouwde Magits de CAO weer op en werd geconfronteerd een restant van de vroegere samenhorigheid. Bij de CAO kwam het accent te liggen op een concrete technische vorming voor toekomstige permanenten. Magits hield er het gevoel aan over dat de partij alleen nog met politiek bezig was en dat ze de cultuur, ontwikkeling en vorming verwaarloosde. Ook de positie van de AHS stond ter discussie. Magits gaf er al lange tijd verschillende cursussen en werd in 1948 tot (vijfde) directeur aangesteld. In die periode evolueert de AHS verder van een school voor de vorming van socialistische kaders naar een school voor maatschappelijk dienstbetoon zoals dat toen heette, met meer aandacht voor de specifieke opleiding voor maatschappelijk assistent, met een lessenpakket van 3 jaar en een verplichte stage. Magits verliet de AHS in 1965 wegens hartklachten. Binnen de CAO was er wel mogelijkheid tot uitbreiding, meer bepaald met de socialistische bibliotheken. Zo werd in 1954 gestart met de uitgave van het bibliografisch maandblad Lektuurgids; Magits werkte er tientallen jaren aan mee. De verkoop van bibliotheektechnisch materiaal werd verder gezet en voor de aankoop van boeken werd de coöperatieve boekhandel Het Beste Boek opgericht in 1961 met Magits als zaakvoerder tot de ontbinding in 1967. Ondertussen werkte Magits verder aan een reorganisatie. De eerste stappen daartoe werden in 1957 gezet met de oprichting van het Congres der Vlaamse Socialistische Cultuurwerken, met een jaarlijkse week vol activiteiten. Dit evolueerde in de richting van een meer permanente samenwerking met de Centrale der Socialistische Cultuurwerken, met 16 verschillende lidorganisaties voor cultuur en vrije tijd. Dat was een opstap naar een definitieve reorganisatie tot de Centrale voor Socialistisch Cultuurbeleid (CSC), opgericht op een demonstratief congres op 17 november 1968. Bijgevolg werd de CAO in Vlaanderen opgeheven na 57 jaar en ging Magits op pensioen. Nadien was hij nog actief in de Vereniging voor de Studie van het werk van Hendrik De Man. In 1986 publiceerde hij zijn autobiografie Socialistische getuigenissen. Hij bleef ook gedichten uitgeven onder het pseudoniem Jan Helm. Hij overleed in Mechelen op 3 november 1990.