371/1183: Stukken betreffende de werkgroep Leefmilieu
Saved in:
Raadpleegbaarheid: | raadpleegbaar mits toestemming van de dienstdoende archivaris |
---|---|
Reference code: | 371/1183 |
Level of description: | bestanddeel |
By: | |
Date: | 1996-1996 |
Tags: |
Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
|
Date: | 1996 |
---|---|
Physical description: | [1 omslag] |
Notes: | Biografie: Het Emile Vandervelde Instituut (EVI) werd in 1946 opgericht als studiecentrum dat ten dienste zou staan van de Belgische socialistische beweging. In feite was het daarmee de opvolger van het Nationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (NISG). Haar middelen kwamen aanvankelijk uit de nalatenschap van Emile Vandervelde, waarmee onder meer de gronden voor de vakantiecentra van Verlof der Arbeidersjeugd te Klemskerke (Torenhof – Blekkaard), te Izel-sur-Semois en Bohan-sur-Semois (Les Dolimarts) werden aangekocht. Oorspronkelijk was het ondergebracht in een gebouw van de Sociale Voorzorg aan de Regentschapslaan te Brussel, maar in 1964 werd zijn zetel overgebracht naar de lokalen van het Huis van de BSP. Het EVI was een vereniging zonder winstoogmerk, en had als hoofddoel de studie van de economische, politieke, sociale en culturele problemen. De Raad van Beheer was oorspronkelijk samengesteld uit vertegenwoordigers van de vier takken van de Socialistische Gemeenschappelijke Actie (BSP, ABVV, NVSM en Febecoop) en de voorzitters en ondervoorzitters van de parlementaire groepen. De autonome ontwikkeling van de verschillende taken van de Gemeenschappelijke Actie had echter als gevolg dat het EVI zich meer uitsluitend ten dienste zou stellen van de politieke partij-organisatie. Als gevolg van een gebrek aan morele steun en financiële middelen was het EVI gedwongen haar werking vanaf de jaren zestig sterk terug te schroeven. Zo bedroeg het aantal voltijdse equivalenten bij het aantreden van Sylvain Libert als secretaris in 1969 nog slechts 3,5 mét inbegrip van de directeur en de secretaris zelf. Het EVI had lange tijd opgedraaid voor het beheer van de hoofdzetel van de partij en nu en dan de tekorten van het Huis der BSP toegedekt. Dankzij de verkoop van de “opgepotte” socialistische postzegel (E.Vanderveldereeks) werden nu en dan ontstane gaten gedicht. Midden jaren zeventig, toen het einde van unitaire Belgische Socialistische Partij (BSP) in zicht kwam, werd het echter duidelijk dat, om aan de gewijzigde behoeften te beantwoorden, de structuur van de studiedienst moest herzien worden. In 1975 werden de structuren van het EVI herwerkt. Er kwamen twee directeurs (de Nederlandstalige Oscar Debunne en de Franstalige Philippe Moureaux) en de banden met de partij werden nog verstevigd, dit in nauwe samenwerking met de socialistische parlementaire groepen. Bovendien verliet de “Nederlandstalige” vleugel de Keizerslaan om haar intrek te nemen in een appartement in een gebouw aan het Dinantplein. Wanneer de partij in 1979 effectief werd opgesplitst, werd de feitelijke splitsing van het EVI verder geïnstitutionaliseerd. Het oorspronkelijk overkoepelend orgaan (Emile Vandervelde Instituut – Institut Emile Vandervelde) behield zijn juridisch bestaan als autonome vzw, vooral met het oog op het beheer van de onroerende eigendommen en de Bibliotheek voor sociale en socialistische geschiedenis. Sedert de oprichting van het AMSAB (het huidige Amsab-ISG) werd de rol van het overkoepelend orgaan tot een louter materiële beheersfunctie beperkt. De vroegere gastprogramma’s voor de televisie werden overgedragen aan de nieuw opgerichte Socialistische Omroep (SOM). Op 1 april 1979 werden tenslotte nog een nieuwe vzw’s opgericht, Studie- en Documentatiecentrum Emile Vandervelde (SEVI) en Centré d’Etudes et Documentation Institut Emile Vandervelde (CEDIEV). De interne verhoudingen verslechteren echter snel en uiteindelijk wordt beslist de gronden van de vakantiedomeinen en de bibliotheek op te splitsen, waardoor de koepelorganisatie omzeggens overbodig werd. Met de opbrengst van de verkochte gronden (eigendom van EVI-IEV) kon een deel van de schuldenput van ‘De Morgen’ gedelgd worden. Met een deel van wat de parlementsleden afdragen en bijkomende leningen konden de lokalen van de Socialistische Vooruitziende Vrouwen (SVV) en de Femmes Prévoyantes Socialistes in de Agoragalerij overgenomen worden. Nieuwe lokalen waren bovendien broodnodig als gevolg van de explosie van het personeelsbestand. Op een bepaald ogenblik telt het SEVI niet minder dan 120 personeelsleden, waarvan echter minder dan de helft effectief voor het SEVI werkt : de anderen zijn in werkelijkheid medewerkers van de parlementsleden en werden “beheerd” door het SEVI. Pas in de nasleep van de “Augusta-affaire” komt hier een eind aan en wordt het SEVI als gevolg van een chronisch gebrek aan middelen zelfs helemaal opgedoekt (als gevolg van de terugbetaling van de Augusta-miljoenen was er nauwelijks nog geld in kas). Enkele jaren later verschijnt wel opnieuw een Studiedienst op het toneel, maar deze wordt nu volledig geïncorporeerd binnen de vernieuwde Socialistische Partij Anders (sp.a). Zoals eerder al aangegeven was de opdracht van het EVI-SEVI het bestuderen van de economische, sociale, administratieve, politieke en juridische problemen die zich stellen aan de partij. De opdrachtgevers voor de te ondernemen studies zijn in hoofdzaak enerzijds het Partijbureau en anderzijds de parlementaire fracties. Binnen EVI en SEVI werden één of meerdere commissies (werkgroepen) opgericht, waarvoor beroep werd gedaan op vrijwillig belangstellenden en deskundige partijgenoten die aan de studie deelnemen onder de leiding van – meestal – een socialistisch parlementslid en desgevallend van een socialistische vooraanstaande personaliteit. Zeker binnen het SEVI werkten de commissies met de steun van een secretaris die deel uitmaakt van de staf, verbonden aan het Instituut. De administratieve en materiële begeleiding van de werkgroep (commissie), zoals verslagen, uitnodigingen e.a., werd verzekerd door SEVI-personeel. |