448/20: Dossier over minderheden in Brussel, subsidies voor het CWJ, kortingen voor WIGW, kliniek in Dilbeek en een shootin-school in Overijse
Saved in:
Raadpleegbaarheid: | raadpleegbaar |
---|---|
Reference code: | 448/20 |
Level of description: | bestanddeel |
By: | |
Date: | 1974-1974 |
Tags: |
Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
|
Date: | 1974 |
---|---|
Physical description: | [1 omslag] |
Notes: | Biografie: Edgard Coppens is geboren in Liedekerke in 1931 en bleef er wonen tot zijn overlijden in 1994. Hij begon als 22-jarige te werken op de werkloosheidsdienst van het ABVV in Liedekerke. Liedekerke ligt aan Brabantse oever van de Dender en is op meerdere gebieden de antipode van Denderleeuw, de slaapstad voor ambtenaren aan de Oost-Vlaamse oever. Zo wordt Liedekerke dikwijls geassocieerd met totale ruimtelijke wanorde en met te kleine huisjes, kris kras neergepoot langs de vele smalle zijwegen. De gemeente staat in de wijde omgeving bekend als ‘stad berrevoets’, wegens de arme bevolking die veelal afhankelijk was en is van de conjunctuur in de bouwsector. De Algemene Centrale van het ABVV slaagde erin om veel van die bouwarbeiders te verenigen en bouwde er ook een volkshuis, de Germinal. Lange tijd beïnvloedden en bewerkten de Gentse en Aalsterse socialisten de gemeente, maar in de loop van de jaren 1930 nam Brussel de leidersrol over. Coppens maakte zijn weg in de Brabantse structuren van het ABVV, eerst in Liedekerke, later als verantwoordelijke voor de regio Asse-Liedekerke-Pajottenland. Coppens had ook politieke ambities. In 1958 werd hij halftijds secretaris van de plaatselijke Commissie van Openbare Onderstand, het huidige OCMW. Enkele jaren later, in 1964, werd hij secretaris van de BSP-afdeling en van de Gepensioneerdenbond. Hij was in dat jaar ook kandidaat voor de gemeenteraadsverkiezingen. Hij raakte niet verkozen, ook niet in 1970, maar in 1976 lukte het wel. Hij bleef gemeenteraadslid tot 1982. Op het einde van de jaren 1960 beleefde de Liedekerkse BSP-afdeling een moeilijke periode, een gevolg van de afhankelijkheid van Brussel. In de Brusselse BSP-federatie was er toen immers een scheuring. Vele Vlaamse militanten kregen het in die periode steeds moeilijker met de dominantie van de Franstaligen over de federatie. Bij de parlementsverkiezingen van 1968 werden de Vlaamse kandidaten uit de regio Halle-Vilvoorde zonder uitzondering verbannen naar onverkiesbare plaatsen op de BSP-lijst. Het verzet van de Vlamingen tegen dit besluit leidde uiteindelijk tot de oprichting van de Rode Leeuwen, die op eigen houtje twee Kamerleden, één senator en twee provincieraadsleden binnenhaalden. De BSP-afdeling Liedekerke kreeg prominente, maar tegelijk ook onverkiesbare plaatsen op de lijsten van de Rode Leeuwen. Zo stond Edgard Coppens zesde op de lijst voor de Kamer. Andere Liedekerkse tenoren, vooral van de mutualiteit, kozen er toen voor om kandidaat te zijn op de unitaire BSP-lijst. De mutualiteit bleef Brussel en Vlaams Brabant verenigen, terwijl de partij splitste. Bij de verkiezingen van 1971 haalden de Rode Leeuwen minder stemmen. Bijgevolg raakte Coppens - nu als tweede op de lijst – opnieuw niet verkozen, maar in 1974 werd hij via de omweg van de coöptatie senator. Gedurende 15 jaar zetelde hij in de hoogste nationale instanties, van 1974 tot 1985 in de Senaat, van 1985 tot 1991 in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Hij was ook Vlaams parlementslid van 1974 tot 1991. |