445/284: Onderleggers '1.500.000 contrats en cours'
Saved in:
Raadpleegbaarheid: | raadpleegbaar mits toestemming van de verantwoordelijke archivaris |
---|---|
Reference code: | 445/284 |
Level of description: | bestanddeel |
By: | |
Tags: |
Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
|
Date: | [z.d.] |
---|---|
Physical description: | [2 stukken] |
Notes: | Biografie: Verzekeringsmaatschappij La Prévoyance Sociale (PS) vindt haar oorsprong in de coöperatieve beweging. Daar zag men namelijk met lede ogen aan hoe de arbeidersbevolking het slachtoffer werd van de vele misbruiken van de bestaande volksverzekeringen. De armere bevolking was een weinig interessante doelgroep voor de bestaande ‘grote’ verzekeringsmaatschappijen waardoor ze enkel terecht kon bij ofwel eerder malafide makelaars ofwel ondernemers die van het verzekeringsbedrijf niet altijd kaas hadden gegeten. In feite werd ook niet meer aangeboden dan een veredelde spaarrekening, en was de hele aanpak enkel gericht op het maken van een zo groot mogelijke winst binnen een zo kort mogelijke termijn. Vanaf midden jaren 1890 gingen in de coöperatieve beweging dan ook meerdere stemmen op om een eigen verzekeringsmaatschappij te creëren. Het zou echter nog vier jaar duren vooraleer volksvertegenwoordiger Louis Bertrand van de Algemene Raad van de Belgische Werkliedenpartij (BWP) de opdracht kreeg dit voorstel uit te werken. Ondanks het effectief uitwerken van een voorstel (in het najaar van 1900 volgde er zelfs nog een tweede), zou het tot 1906 duren voor er effectief werk van werd gemaakt. De aanzet hiervoor werd uiteindelijk gegeven door een vraag van de Nederlandse verzekeringsmaatschappij De Centrale – die vanuit arbeidersmiddens was ontstaan – om haar activiteiten naar België uit te breiden. Hierop werd gereageerd door de oprichting van een commissie die begin 1907 ook effectief van wal stak als coöperatieve verzekeringsmaatschappij. Er werd in sneltreinvaart personeel aangeworven en een propagandacampagne opgezet. Het kapitaal werd gevormd door de participaties van de aandeelhouders (coöperaties, vakbonden en andere). De hoofdzetel werd ondergebracht in het Brusselse volkshuis. Uiteindelijk op 25 september 1907 keurden de 107 stichters de oprichting en de statuten van de Prévoyance Sociale goed. Het eerste decennia had de maatschappij het erg lastig. Haar eerste beheerders beschikten over te weinig kennis van het verzekeringswezen en hadden bepaalde risico’s onvoldoende ingeschat. Bovendien ontbrak een nauwgezet boekhoudkundige controle. Alsof dat nog niet voldoende was doken er herhaaldelijk problemen op met het personeel, dat om een hogere verloning verzocht. In de aanloop van de Eerste Wereldoorlog werd duidelijk dat een grondige sanering van de maatschappij nodig was om haar te bevrijden van haar schuldenberg. Dit leidde tot een gevoelige daling van het aantal polissen, maar na het einde van de oorlog was de levensvatbaarheid van de PS wel verzekerd. In het interbellum zou de winst snel toenemen, wat de PS uiteindelijk mogelijk zou maken zich op te werpen als financieel steunpunt van de beweging. Een omvangrijk deel van de winst werd onder de vorm van subsidie, schulddelgingen en leningen aan de diverse geledingen van de partij uitgekeerd. Daarnaast stelde de PS in een aantal gevallen ook haar gebouwen quasi kosteloos ter beschikking. Het zou echter te ver gaan te stellen dat de partij afhankelijk was van de middelen die haar door de PS ter beschikking werden gesteld, maar de verzekeringsmaatschappij verzekerde zich wel van de trouw van de partij en van afzonderlijke socialistische politici, waardoor ze haar machtspositie kon behouden en zelfs nog versterken. Vanaf de tweede helft van de jaren 1920 koos de PS er echter voor haar winst vooral te ‘socialiseren’, maw te investeren in sociale doelstellingen. De vzw Prévoyance Sociale zou verschillende preventoria voor verzwakte kinderen, een rusthuis, scholen en een sanatorium, oprichten. Met deze sociale instellingen verliet de PS ook de platgetreden paden van de verzuiling, gezien ze die instellingen ook openstelde voor niet-socialisten. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog was de PS uitgegroeid tot één van de belangrijkste verzekeringsmaatschappijen van België. Ondanks het vertrek van haar directie en haar uitgesproken socialistische imago – dat bij de Duitsers uiteraard niet erg in goede aarde viel – wist de maatschappij zich goed te handhaven. Met uitzondering van enkele kleinere gebouwen, bleef het patrimonium gespaard van opeisingen. De PS behield haar autonomie en wist door voorzichtig manoeuvreren de oorlogsjaren grotendeels ongeschonden door te komen. Meer zelfs, tijdens de oorlogsjaren werd een mooie winst geboekt. De ontbinding van de Belgische Werkliedenpartij (BWP) en de daaruit volgende desintegratie van de socialistische beweging had belangrijke gevolgen voor de PS. Ze zou de partij en haar zusterorganisaties nooit helemaal in de steek laten, maar versterkte haar profiel als onafhankelijke organisatie. De steun aan de partij en haar geledingen werd teruggeschroefd, het agenten- en inspecteurskorps gedepolitiseerd en geprofessionaliseerd en de sociale werken geheroriënteerd. Door het uiteenvallen van de oude BWP in vier componenten (partij, vakbond, coöperatie en mutualiteit), was de PS niet meer schatplichtig aan een politieke partij, wat haar commercieel voordeel opleverde. Desondanks bleef haar raad van beheer tot de jaren 1960 volledig bemand door socialistische prominenten. En zelfs daarna werden de banden met de partij behouden door de organisatie van etentjes voor de top van de socialistische beweging in haar gebouwen onder de naam ‘Déjeuners PS’. De depolitisering kwam evenwel het duidelijkst naar voor door het schrappen van de eis dat alle agenten actief binnen de beweging zouden militeren. In feite was dit een gevolg van de professionalisering van het agenten- en inspecteurskorps na de stichting van de agentenschool Les Semailles in Oudergem. Na de Tweede Wereldoorlog kregen ook de sociale werken een nieuwe invulling. Terwijl in het interbellum de klemtoon werd gelegd op de bestrijding van tbc, zette de PS na de oorlog in op thermale centra en de begeleiding van achtergestelde kinderen. Daarnaast ondernam ze ook initiatieven op het gebied van de ondersteuning van het wetenschappelijk onderzoek. Tenslotte werd in 1957 de Stichting Joseph Lemaire in het leven geroepen, die een prijs uitreikte om ‘initiatieven aan te moedigen die helpen de sociale vooruitgang te bevorderen’. Vanaf de jaren 1980 werd de PS stilaan een koepelorganisatie van socialistische coöperaties die economische activiteiten uitoefenden. De verzekeringsactiviteiten werden verwaarloosd, waardoor ze van vierde grootste Belgische verzekeraar (na de Tweede Wereldoorlog) afzakte naar plaats zeven (1980) en later zelfs naar plaats dertien (1999). Begin jaren 1990 werd – na een aantal teleurstellende bedrijfsresultaten – besloten tot een grondige reorganisatie en sanering van de groep. In maart 1993 werd besloten de PS om te dopen tot P&V Verzekeringen – P&V Assurances (Prévoyance en Voorzorg). De complexe participaties rond de PS werden vervangen door een structuur die garandeerde dat de meerderheidscontrole van de groep in handen bleef van de ‘historische’ partners (coöperaties, ziekenfondsen en syndicaten) en dat het coöperatieve karakter en de centrale rol van de maatschappij bewaard bleven. In 1994 werd Bank Nagelmackers overgenomen en gefusioneerd met Codep, de coöperatieve bank, die in 1977 onder controle van de PS was gekomen. Er werd ook besloten tot de uitbouw van een kantorennet, maar al snel bleek dat een vergissing. In 1996 werd het roer dan nogmaals omgegooid en het pad van de internationale samenwerking opgezocht. Het kantorennet werd vervangen door een nieuw call center. In 2001 volgde dan de verkoop van Bank Nagelmackers aan Delta Lloyd, waardoor er plots weer financiële bewegingsruimte beschikbaar was. Ze nam een aantal andere maatschappijen over, waardoor ze in 2007 over zes verzekeringsmaatschappijen groepeerde. De sociale werken waren inmiddels helemaal naar de achtergrond verdwenen en de enige maatschappij met ‘socialistische’ roots die nog onder haar vleugels rust is Multipharma, het belangrijkste farmaceutische distributienetwerk in België (fusie van Maison des Mutualistes, Pharmacies Populaires Brussel en Pharmacies Populaires Luik). Alle andere werden intussen afgestoten, zodat P&V Verzekeringen sinds haar stichting meer dan 100 jaar geleden een merkwaardige evolutie heeft meegemaakt met het oog op haar overleving. |