650/1.2.1: Jaarverslagen

Saved in:
Bibliographic Details
Raadpleegbaarheid:Raadpleegbaar
Reference code:650/1.2.1
Level of description:deelreeks
By: SAM Limburg
Tags: Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
Description
Notes:Biografie: Na het uitbreken van de internationale kolencrisis in 1958 en de opgelegde productie-beperkingen van de EGKS (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal), verkeerden ook de Kempense mijnen in zwaar weer. Het nationale energiebeleid kende geen prioriteit meer toe aan de verdere ontwikkeling van het Limburgse bekken. In 1965 kondigde de Belgische regering de sluiting van Zwartberg aan. De mijnwerkers waren echter niet van plan zich hierbij neer te leggen: zware stakingen en protesten volgden met als trieste balans twee doden op 31 januari 1966. Na lang onderhandelen werden de politieke akkoorden van Zwartberg gesloten: geen mijnsluitingen zonder vervangende werkgelegenheid. Door deze ongunstige situatie werden het Maasland en West-Limburg gestimuleerd om een aantal krachten te bundelen in de Vereniging voor Streekontwikkeling. Vanuit deze samenwerking poogde men tot een herstel te komen van het economische leven. In de jaren 1970 werd de streekontwikkeling voortgezet in Zuid-, Midden- en Noord-Limburg. De vijf streeksteunpunten stelden zich tot doel de algemeen maatschappelijke ontwikkeling van hun streek op pluralistische wijze te bevorderen. Ze worden hierbij ondersteund en begeleid door de Limburgse Raad voor Samenlevingsopbouw (LISO). De verenigingen voor streekontwikkeling waren erkend door het ministerie van Cultuur en werden ook financieel gesteund door het provinciebestuur en de gemeentebesturen. Naast de streeksteunpunten ontstond midden jaren 1970 ook het buurtopbouwwerk vanuit het initiatief van bewoners en vrijwilligers in de kansarme buurten in de mijnstreek. Die waren vooral actief rond materiële problemen (woonomgeving, riolering, slechte staat van de wegen) en het opzetten van opvangactiviteiten (ontmoeting, vorming en hulpverlening voor de bewoners). In de beginjaren werkten ze met eigen middelen en beperkte subsidies. In de jaren 1980 kwam er een ondersteuningsorganisatie voor de zes lokale buurtgerichte opbouwwerkinstellingen en het Huurderssyndicaat: het Steunpunt Opbouwwerk (STEBO). Het buurtopbouwwerk kreeg meer erkenning. Met een herstructurering van het opbouwwerk in Vlaanderen ontstond in 1985 een overleg-organisatie, Limburgs Overleg Opbouwwerk-Steunpunten (LOOS), met een bestuur bestaande uit de afgevaardigden van de vijf streeksteunpunten, het STEBO en de LISO, plus een aantal gecoöpteerden. Met de overheveling van LISO naar de provincie en een nieuw Vlaams decreet inzake opbouwwerk, ging LOOS in 1993 over in het Regionaal Instituut voor Maatschappelijk Opbouwwerk Limburg (RIMO-Limburg). Het had een hoofdzetel in Hasselt en regionale secretariaten in tien gemeenten, en werd gesubsidieerd door het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van de Vlaamse overheid (80 procent), gemeenten en provinciebestuur. Het richtte zich tot achtergestelde groepen met veelal een combinatie van problemen zoals het gebrek aan betaalbare sociale woningen, waardoor sommigen in krotten woonden, en een overaanbod aan kleine leningen, waardoor velen bergen schulden hadden. Die achtergestelde groepen waren meestal groepen met een migratieachtergrond, maar ook kleine dorpsgemeenschappen in Zuid-Limburg, of alleenstaande moeders. Het RIMO-Limburg werkte rond drie thema’s: verbetering van de woonkwaliteit, opvolging van achtergestelde groepen en de impulsgebieden zoals woonwagenparken. Gedurende de jaren bleef RIMO-Limburg zich inzetten voor het versterken van de leefbaarheid in buurten, en het verbeteren van de woonkwaliteit, het onderwijs en de dienstverlening. De vereniging telt ruim dertig buurt- en opbouwwerkers, die actief zijn in meer dan 25 kansarmoedeprojecten, verspreid over de regio Limburg. Ze valt onder Samenlevingsopbouw. Voor sommige onderdelen is er samenwerking en ondersteuning van SAM vzw, steunpunt Mens en Samenleving.