015/258: Stukken betreffende het theaterstuk 'Isotopen op zaterdag'
Saved in:
Raadpleegbaarheid: | raadpleegbaar |
---|---|
Reference code: | 015/258 |
Level of description: | bestanddeel |
By: | |
Date: | 1980-1980 |
Tags: |
Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
|
Date: | 1980 |
---|---|
Physical description: | [1 omslag] |
Notes: | Biografie: Edward Douwes Dekker (Multatuli) was al tijdens zijn leven een icoon voor de jonge arbeidersbeweging. Hoewel zijn politiek-ideologische opvattingen vaak onvoorspelbaar waren, werd hij als literator in dienst van de sociale emancipatie hooggeprezen. Hij was als spreker te gast in Gent, meestal in de liberaal-radicale Van Crombrugghe’s Genootschap. In augustus 1877 woonde Emmanuel Tetaert, een Gentenaar die deel uitmaakte van een los groepje socialisten dat regelmatig in herbergen optrad met zang en declamatiestukken, een van die voordrachten van Multatuli bij. Het werd meteen de definitieve aanleiding om het groepje de naam Multatuli’s Kring te geven. Tetaert vond in Multatuli’s naam en literaire faam de inspiratie om zelf een toneelstuk te schrijven: Lijden en Strijden, een drama in drie bedrijven zonder vrouwenrollen en geïnspireerd door een incident op 27 september 1877. Later werd het repertoire uitgebreid met blijspelen en drama’s van de Vlaamse auteurs Hippoliet van Peene en Nestor de Tière. De première van Lijden en Strijden ging in 1878 door in De Witte Kat, een herberg in de Sleepstraat. Kort daarop ging de jonge kring regelmatig spelen in zaal Paranassus op de Houtlei, tot die in 1884 een eigen theaterzaal kon betrekken in de gebouwen van de coöperatie Vooruit op de Garenmarkt. Er werd ook uitgeweken naar de Minardschouwburg en in 1897 verhuisde de kring naar zaal De Choeurs in de Bagattenstraat. De naam en faam van de toneelkring verspreidde zich gestaag en met de opvoering van Een Vijand des Volks van Ibsen en Het Gezin van Paemel werden voor de Eerste Wereldoorlog echte successen geboekt. Tot de opeising van feestpaleis Vooruit door de Duitse bezetter in 1917 bleef de Multatulikring doorspelen. Na de oorlog werd het voor de kring echter moeilijker. Door de verovering van het algemeen stemrecht en van nieuwe sociale rechten werd de Belgische Werkliedenpartij een sterke politieke macht, maar intern ging een flink stuk van de culturele dynamiek verloren. De Multatulikring bleef een goed draaiende amateurgroep, maar de kans om in te haken op de vernieuwingen in het theaterlandschap ging verloren. Pas in de jaren 1930 trad een nieuwe generatie aan. De strijd tegen de crisis en het opduikende fascisme enerzijds en de inschakeling bij een revival van expressionistisch massatheater anderzijds bracht de ‘Multa’ opnieuw in een bloeiperiode. Regisseur Michel van Vlaenderen speelde een belangrijke rol bij de keuze voor ideologisch geladen toneel, zoals het massaspel Koning Arbeid. Met nieuwe regieconcepten van Griekse tragedie of middeleeuwse ‘abele spelen’ werd ook het traditionele programma doorbroken. De Tweede Wereldoorlog brak deze nieuwe richting echter bruusk af. Na de Bevrijding in september 1944 is de kring er verbazend snel in geslaagd een nieuwe vaste kern uit te bouwen, die in vier jaar tijd meer dan 600 vaste abonnementen aan de kring bond. Vermits Gent geen eigen beroepstheatergezelschap had, veroverde de ‘Multa’ in de jaren 1950 een eersterangspositie in de Gentse theaterwereld. Van 11 november 1944 tot mei 1973 werden 153 toneelstukken gemonteerd en werd per seizoen gemiddeld 26 keer opgetreden, meestal in de Koninklijke Nederlandse Schouwburg (KNS), maar ook talloze keren op verplaatsing in heel Vlaanderen. In september 1947 werd ook een eigen toneelschrift gelanceerd, Podium, dat twintig jaargangen bleef bestaan. Vanaf 1965 brak een moeilijker periode aan. Door de oprichting van het Nieuw Theater Gent (NTG) kon niet meer opgetreden worden in de KNS en moest uitgeweken worden naar een andere zaal. In 1969 werd uiteindelijk een vaste stek gevonden in het Textielhuis in de Opvoedingsstraat, echter ver buiten het centrum. Bovendien liep ook het aantal abonnementen – net als de financiële steun vanuit de beweging – sterk terug. Het bleek ook steeds moeilijker een vaste spelers- en medewerkersgroep te vormen. Een inkrimpende ploeg vaste bestuursleden en medewerkers moest meer en meer met nieuwe gezichten werken, zowel voor de acteurs als voor de regie. In 1979 moest alweer op zoek worden gegaan naar een nieuwe zaal; ditmaal werd een stek gevonden in het lokaal van de Jamclub, een oude bioscoop op de Meulestedesteenweg. Opnieuw haakte een deel van de vaste geabonneerden af en de pogingen om in de oude arbeiderswijk zelf een nieuw publiek aan te trekken mislukten. Toen het Multatulitheater (begin jaren 1970 werd de naam ‘kring’ achterwege gelaten) in 1984 de kans kreeg om terug te keren naar de ‘oude’ Vooruit (dat inmiddels het Kunstencentrum Vooruit was geworden), werd de kans met beide handen gegrepen. Tot 1989 bleef men in de Vooruit spelen, maar wel steeds met grotere problemen, enerzijds van interne aard, anderzijds door de enorme expansie die het nieuwe kunstencentrum kende. In het aan de klassieke subsidiërings- en leefregels onderhevige traditionele circuit kon en wou de ‘Multa’ geen plaats nemen. In het andere, zo veelzijdige circuit van podiumexperimenten slaagde men er niet in een consistente plaats te veroveren. Sindsdien kent het Multatulitheater een sluimerend bestaan, met sporadische opvoeringen met een wisselend succes. |