811: Archief van vzw Tumult en voorgangers Burgerdienst voor de Jeugd (1972-1992) - Jeugd & Vrede (1992-2013)

Vanaf het verkrijgen van een vaste werkruimte in het Vredeshuis in 1969, en na de erkenning als vzw in 1972 kwam de professionalisering van de werking in een stroomversnelling, en hiermee gepaard gaande ook het aantal papieren archiefstukken. De meeste dossiers gaan over het statuut van de gewetensb...

Full description

Saved in:
Bibliographic Details
Raadpleegbaarheid:Archief is raadpleegbaar
Reference code:811
Level of description:archief
By: Tumult
Date:1964-2018
Subjects:
Online access: http://hdl.handle.net/10796/B5C0881E-75AC-4357-8985-5024C1A755C1?locatt=view:level2
Tags: Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
Description
Summary:Vanaf het verkrijgen van een vaste werkruimte in het Vredeshuis in 1969, en na de erkenning als vzw in 1972 kwam de professionalisering van de werking in een stroomversnelling, en hiermee gepaard gaande ook het aantal papieren archiefstukken. De meeste dossiers gaan over het statuut van de gewetensbezwaarden. Het was een lange - en niet altijd succesvolle - strijd voor een gelijkschakeling van de burgerdienst en de legerdienst. In het Vredeshuis werkte Burgerdienst voor de Jeugd nauw samen met andere vredesbewegingen, zoals de Internationale van Oorlogstegenstanders (IOT). Een grote reeks dossiers bij 1.2. Vredesbeweging behandelt de verschillende vredesbetogingen en acties waaraan Burgerdienst voor de Jeugd meewerkte. De evolutie van een voorlichtingsinstituut voor jonge mannen naar een jeugdbeweging is duidelijk zichtbaar in de stukken. Het doelpubliek van vormingen werd uitgebreid naar alle jongeren, en zelfs kinderen. Deze dossiers zijn samengebracht bij 1.3. Jeugdwerking. De organisatie ondernam een poging om een volledig aparte vzw hiervoor op te richten. Dat is niet gelukt, en werd daarom een deelwerking van Burgerdienst voor de Jeugd: 1.4 De werkgroep Jeugd en Vrede. Na de opschorting van de legerdienst (en dus ook de burgerdienst) vond Burgerdienst voor de Jeugd een nieuwe bestaansreden onder het thema van vredesopvoeding. De organisatie probeerde eerst nog te lobbyen voor een vrijwillige gemeenschapsdienst, maar deze is er nooit gekomen. Dossiers hierover zijn te vinden bij 2.3. ‘Opvolging thematiek burgerdienst na opschorting dienstplicht in 1992’. In het archief van Jeugd en Vrede zien we voor het eerst ook dossiers over de organisatorische werking (bijvoorbeeld jaar- en werkingsverslagen) en het personeel (2.1 en 2.2). De banden met de vredesbewegingen in het Vredeshuis bleven bestaan (2.4), maar de focus lag nu volledig op educatieve jeugdwerking (2.5) en geleidelijk aan veranderde de focus van het thema ‘vrede’ naar ‘samenleven’. De archaïsche benaming ‘Jeugd en Vrede’ veranderde in 2013 naar Tumult. Daarvan zijn nog maar een beperkt aantal dossiers overgebracht naar het archief.
Date:1964-2018
Physical description:[23 AD]
Notes:[In april 2023 nam Tumult contact op met Amsab-ISG in verband met het archiveren van hun website. Naar aanleiding van deze website-archivering (en een gepland verhuis in 2024) heeft er ook een overdracht plaatsgevonden van papieren archief van de afgelopen 50 jaar, van Burgerdienst van de Jeugd tot Tumult. Later ontvingen we ook nog een persoonlijk archief van medewerker Jan Rutgeers. Dit is ingebracht onder nummer S/2024/130]
***********
Bibliotheekmateriaal, affiches en museale objecten werden afgescheiden, apart verpakt en beschreven (zie bijlage inventaris)
***********
Biografie: Periode voorafgaand de erkenning als vzw Het statuut van gewetensbezwaarde werd in 1964 vastgelegd in de wet. Vanaf dan was er een legale mogelijkheid om de legerdienst te weigeren door als erkende gewetensbezwaarde een alternatieve burgerdienst uit te voeren, weliswaar met minder loon en een langere diensttijd. Al snel ontstond een actiegroep die zichzelf Burgerdienst voor de Jeugd / Service Civil de la Jeunesse noemde. De oprichters Jean Van Lierde, Lea Provo en Paul Carette waren als vredesactivisten nauw verbonden met de internationale gewetensbezwaardenorganisatie War Resisters’ International (WRI), en wilden een lokale ondersteunende groep opbouwen om de burgerdienst te promoten. De wettelijke procedure om het benodigde statuut te verkrijgen was namelijk bijzonder ingewikkeld en vele jongeren hadden ondersteuning nodig om dit statuut te verkrijgen. Meer zelfs, veel jonge mannen wisten niet eens dat burgerdienst een mogelijkheid was. Jean Van Lierde publiceerde daarom een gids over burgerdienst en legerdienst: Service militaire ou service civil?, waarvan Lea Provo een Nederlandse vertaling liet maken. In 1969 kreeg Burgerdienst voor de Jeugd voor het eerst een echt kantoor. Jean Van Lierde kon dankzij de financiële steun van de priester Paul Carette (afkomstig uit een familie in de textielindustrie) en schilder Antoine Allard (afkomstig uit een bankiersfamilie) een huis aankopen in de Van Elewyckstraat te Elsene. De vzw Paix sur Terre werd opgericht om het maison de la paix te beheren. Burgerdienst voor de Jeugd en heel wat andere vredesorganisaties kregen zo in dit Vredeshuis voor het eerst een vaste werkruimte. Door samen te werken in één gebouw waren de banden met de andere vredesorganisaties heel sterk, in het bijzonder met de Internationale van Oorlogstegenstanders (IOT). In de praktijk waren de medewerkers dikwijls actief in beide organisaties. Burgerdienst voor de Jeugd richtte in het Vredeshuis een permanentiedienst op om voorlichting te geven. Vrijwilligers gaven informatie aan jongeren die vragen hadden over het statuut van gewetensbezwaarde. Ze ondersteunden ook de jonge mannen bij de zitting voor de raad van gewetensbezwaarden, en hielpen na de uitspraak met het vinden van een organisatie voor tewerkstelling. Naast voorlichting geven werd een goed contact onderhouden met de verschillende tewerkstellingsorganisaties een belangrijke hoofdtaak. Veelal contacteerden de organisaties zelf Burgerdienst voor de Jeugd met een vraag naar personen met een bepaald profiel. Doordat de overheid het loon betaalde van de burgerdienst, was dit voor veel organisaties –die dikwijls nog geen subsidies kregen- een kans op gratis arbeid. Burgerdienst voor de Jeugd (1972-1992) Ook Burgerdienst voor de Jeugd kreeg in de beginjaren nog geen werkingssubsidies. Pas na een gesprek tussen vrijwilliger Sam Biesemans en een ambtenaar van de dienst Jeugdzaken werd beslist om een aanvraag in te dienen. Vanaf1972 kregen ze subsidies van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Twee vzw’s werden opgericht: het Vlaamse Burgerdienst voor de Jeugd en het Franstalige Service Civil de la Jeunesse. Enkele jaren later werd Burgerdienst voor de Jeugd een landelijk erkende jeugdvereniging. Zo komen de subsidies vanaf 1976 vanuit Jeugdzaken om in informatie, diensten en vorming voor jongeren met het statuut van gewetensbezwaarde te voorzien. Vorming was vanaf 1974 een bijkomende kerntaak geworden. Burgerdienst voor de Jeugd lobbyde al van in het begin naar een gelijkschakeling van de militaire dienst en de burgerdienst. Deze strijd voor een gelijke diensttijd en loon zou nooit echt gewonnen worden, maar er werd wel succes behaald op één vlak: doordat er tijdens de legerdienst een betaalde opleiding plaatsvond, werd beargumenteerd dat er ook tijdens de burgerdienst een vorming zou moeten zijn. Dankzij de subsidies van de dienst Jeugdzaken kon hiervoor voltijds personeel worden aangeworven. Zo kregen de nieuwe gewetensbezwaarden aan het begin van hun burgerdienst een vormingsweek over rechten en plichten; maar ook meer activistische thema’s zoals geweldloos verzet en maatschappijkritiek kwamen aan bod. De subsidies maakten van Burgerdienst voor de Jeugd een gevestigde (jongeren)organisatie. De combinatie van vormingen oprichten, juridische ondersteuning geven en boeken en artikels publiceren, vereiste een steeds verdere professionalisering en institutionalisering. Dat gaf de organisatie bestaanszekerheid, maar het raakte zo ook steeds meer verankerd in het gevestigde systeem. Daardoor onstond er soms onenigheid met meer activistische (lokale) groepen van gewetensbezwaarden die de organisatie als deel van het establishment beschouwden. Toch bleef er een sterke samenwerking met andere vredesbewegingen, in het bijzonder met de Internationale van Oorlogstegenstanders. Burgerdienst voor de Jeugd nam ook actief deel aan de betogingen tegen de nucleaire raketten in de jaren 1970 en 1980, en later was het als enige jeugdorganisatie medeoprichter van de Vlaamse Vredesweek. De werkgroep Jeugd en Vrede Onder de naam ‘Jeugd en vrede’ werd een nieuwe vzw opgericht door de Internationale van Oorlogstegenstanders en Burgerdienst voor de Jeugd. Het doel was de vredesopvoeding te bevorderen, niet enkel voor gewetensbezwaarden, maar voor alle jongeren. Door te zorgen voor een algemene bewustwording van de vredesproblematiek hoopte men dat die nieuwe inzichten hun achterban de nodige overtuiging zou meegeven om zich actief op te stellen, zowel binnen als buiten de beweging. Subsidies kwamen er echter niet omdat de gelijkenissen met het vormingswerk van Burgerdienst voor de Jeugd te groot waren. De vzw werd opgedoekt en geïncorporeerd als werkgroep Jeugd en Vrede binnen Burgerdienst voor de Jeugd. Vanaf 1983 ontstond er zo een werking gericht op alle jongeren, niet enkel degenen die een burgerdienst verrichtten. Samen met andere organisaties organiseerde het vormingen over thema’s zoals ‘wij en zij’, vooroordelen en mondiale vorming. Jeugd en Vrede (1992-2013) In 1992 werd de dienstplicht opgeschort en besliste men om na 1993 niemand meer op te roepen voor de legerdienst. Met het verdwijnen van de militaire dienst was ook de burgerdienst niet meer nodig, en verloor Burgerdienst voor de Jeugd haar hoofdtaak waarvoor ze gesubsidieerd werd. Men lobbyde nog enkele jaren voor een vrijwillige gemeenschapsdienst als opvolger van de burgerdienst, maar dit was onsuccesvol. Al snel werd een nieuwe invulling van de taken gevonden om het blijvend bestaan te verantwoorden. De focus kwam volledig te liggen op vredesopvoeding voor jongeren. Dit was al een deelwerking onder de werkgroep ‘Jeugd en Vrede’, en werd nu de hoofdtaak van de organisatie. Geleidelijk aan veranderde ook de naam. Zo zien we eerst nog een combinatie van ‘Burgerdienst voor de Jeugd – Jeugd en Vrede’, om dan vanaf 1994-1995 officieel te kunnen spreken van de vzw Jeugd en Vrede. Allerhande initiatieven werden uitgedacht en verspreid via scholen en culturele centra. Kenmerkend voor Jeugd en Vrede was de focus op een educatieve jeugdwerking. Achter iedere reis, kamp, spel of tentoonstelling zat altijd een boodschap. Begin 2000 stond bijvoorbeeld het thema ‘kinderen en jongeren met een vluchtverhaal’ centraal. Vredeseducatie bleef belangrijk, zo nam Jeugd en Vrede meer dan 10 jaar deel aan het scholenzangfeest ‘zingen voor de vrede’. Maar in de praktijk werd de organisatie steeds meer een jeugdbeweging, ook al zag het zichzelf nog steeds als een ‘vredesbeweging met focus op de jeugd’. Jongeren en leerkrachten leken zich steeds minder aangesproken te voelen tot het thema en vonden de naam Jeugd en Vrede te archaïsch. De tentoonstellingen en educatieve spelen hadden steeds minder succes, en geleidelijk aan bouwde Jeugd en Vrede het vormingsaanbod naar scholen af. Tumult (2013-…) Er was nood aan een nieuwe missie en naam die beter aansloten bij wat leeft bij kinderen en jongeren. Zo werd in 2013 ‘Tumult’ geboren, met als slogan ‘Talent voor samen leven!’