811/011: Protestbrieven aan de minister van binnenlandse zaken en verslag van het overleg met minister Boel, bevat ook nota's over de verhouding van de verschillende regionale organisaties voor gewetensbezwaarden
Saved in:
Raadpleegbaarheid: | raadpleegbaar |
---|---|
Reference code: | 811/011 |
Level of description: | bestanddeel |
By: | |
Date: | 1975-1977 |
Tags: |
Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
|
Date: | 1975, 1977 |
---|---|
Physical description: | [1 omslag] |
Notes: | Biografie: Periode voor de erkenning als vzw Het statuut van gewetensbezwaarde werd in 1964 vastgelegd in de wet. Vanaf dan was er de mogelijkheid om de legerdienst te weigeren door als erkende gewetensbezwaarde een alternatieve burgerdienst uit te voeren, weliswaar met minder loon en een langere diensttijd. Al snel ontstond een actiegroep die zichzelf Burgerdienst voor de Jeugd / Service Civil de la Jeunesse noemde. De oprichters Jean Van Lierde, Lea Provo en Paul Carette waren als vredesactivisten nauw verbonden met de internationale organisatie War Resisters’ International (WRI), en wilden een lokale ondersteunende groep opbouwen om de burgerdienst te promoten. De wettelijke procedure om het benodigde statuut te verkrijgen was namelijk bijzonder ingewikkeld en vele jongeren hadden ondersteuning nodig om dit statuut te verkrijgen. Meer zelfs, vele jonge mannen wisten niet eens dat burgerdienst een mogelijkheid was. Jean Van Lierde publiceerde daarom een gids over burgerdienst en legerdienst: “Service militaire ou service civil?”, waarvan Lea Provo een Nederlandse vertaling liet maken. In 1969 kreeg Burgerdienst voor de Jeugd voor het eerst een echt kantoor. Jean Van Lierde kon dankzij de financiële steun van de priester Paul Carette (afkomstig uit een familie in de textielindustrie) en schilder Antoine Allard (uit een bankiersfamilie) een huis aankopen in de Van Elewyckstraat 35 in Elsene. De vzw Paix sur Terre werd opgericht om dit Vredeshuis (maison de la paix) te beheren. Burgerdienst voor de Jeugd en heel wat andere vredesorganisaties kregen zo voor het eerst een echte vaste werkruimte. Door samen te werken in één gebouw waren de banden met andere vredesorganisaties heel sterk, in het bijzonder met de Internationale van Oorlogstegenstanders (IOT). In de praktijk waren dikwijls dezelfde medewerkers actief in beide organisaties. Burgerdienst voor de Jeugd richtte in het Vredeshuis een permanentiedienst op om voorlichting te geven. Vrijwilligers gaven informatie aan jongeren die vragen hadden over het statuut van gewetensbezwaarde. Ze ondersteunden ook de jonge mannen bij de zitting van de raad van gewetensbezwaarden, en hielpen na de uitspraak met het vinden van een organisatie voor tewerkstelling. Naast voorlichting geven werd een goed contact onderhouden met de verschillende tewerkstellingsorganisaties zo een belangrijke hoofdtaak. Veelal contacteerden de organisaties zelf Burgerdienst voor de Jeugd met vraag naar personen met een bepaald profiel. Doordat de overheid het loon betaalde van de burgerdienst was dit voor veel organisaties –die dikwijls nog geen subsidies kregen- een kans op gratis arbeid. Burgerdienst voor de Jeugd (1972-1992) Ook Burgerdienst voor de Jeugd kreeg in de beginjaren nog geen werkingssubsidies. Pas na een gesprek tussen vrijwilliger Sam Biesemans en een ambtenaar van de dienst Jeugdzaken werd beslist om een aanvraag in te dienen, waarna ze vanaf 1972 subsidies kregen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Twee vzw’s werden opgericht: het Vlaamse Burgerdienst voor de Jeugd en het Franstalige Service Civil de la Jeunesse. Enkele jaren later werd Burgerdienst voor de Jeugd een landelijk erkende jeugdvereniging. Zo komen de subsidies vanaf 1976 vanuit Jeugdzaken om informatie, diensten en vorming voor jongeren met het statuut van gewetensbezwaarde te voorzien. Vorming was vanaf 1974 een bijkomende kerntaak geworden. Burgerdienst voor de Jeugd lobbyde al van in het begin naar een gelijkschakeling van de militaire dienst en de burgerdienst. Deze strijd voor een gelijke diensttijd en loon zou nooit echt gewonnen worden, maar er werd wel succes behaald op één vlak: doordat er tijdens de legerdienst een (betaalde) opleiding plaatsvond, werd beargumenteerd dat er ook tijdens de burgerdienst een vorming zou moeten zijn. Dankzij de subsidies van de dienst Jeugdzaken kon voltijds personeel worden aangeworven, onder meer voor deze vormingen. Aan het begin van hun burgerdienst kregen de nieuwe gewetensbezwaarden een vormingsweek over hun rechten en plichten, maar ook meer activistische thema’s zoals geweldloos verzet en maatschappijkritiek kwamen aan bod. Deze subsidies maakten van Burgerdienst voor de Jeugd een gevestigde (jongeren)organisatie. De combinatie van vormingen oprichten, juridische ondersteuning geven, boeken en artikels publiceren vereiste een steeds verdere professionalisering en institutionalisering. Dit gaf de organisatie bestaanszekerheid, maar het raakte zo ook steeds meer verankerd in het gevestigde systeem, waardoor er soms onenigheid ontstond met meer activistische (lokale) groepen van gewetensbezwaarden die hun als deel van het establishment beschouwden. Toch bleef er een sterke samenwerking met andere vredesbewegingen, in het bijzonder met de Internationale van Oorlogstegenstanders die ook in het Vredeshuis gevestigd waren. Burgerdienst voor de Jeugd nam ook actief deel aan de betogingen tegen de nucleaire raketten in de jaren ’70 en ’80 en later werden ze als enige jeugdorganisatie medeoprichter van de Vlaamse Vredesweek. De werkgroep Jeugd en Vrede Onder de naam ‘Jeugd en vrede’ werd een nieuwe vzw opgericht door de Internationale van Oorlogstegenstanders en Burgerdienst voor de Jeugd. Het doel was de vredesopvoeding te bevorderen, niet enkel voor gewetensbezwaarden, maar voor alle jongeren. Door te zorgen voor een algemene bewustwording van de vredesproblematiek hoopte men dat deze nieuwe inzichten op het vlak van oorlog en vrede hun achterban de nodige overtuiging zou meegeven om zich actief op de stellen, zowel binnen als buiten de beweging. Subsidies kwamen er echter niet omdat de gelijkenissen te groot waren met het vormingswerk van Burgerdienst voor de Jeugd. De vzw werd alweer opgedoekt en geïncorporeerd als werkgroep ‘Jeugd en Vrede’ binnen Burgerdienst voor de Jeugd. Vanaf 1983 ontstond er zo een werking gericht aan alle jongeren, niet enkel degene die een burgerdienst verrichtten. Samen met andere organisaties werden vormingen georganiseerd over thema’s zoals ‘wij en zij’, vooroordelen en mondiale vorming. Jeugd en Vrede (1992-2013) In 1992 werd de dienstplicht opgeschort (niet afgeschaft!) en beslist om na 1993 niemand meer op te roepen voor de legerdienst. Met het verdwijnen van de militaire dienst was ook de burgerdienst niet meer nodig, en verloor Burgerdienst voor de Jeugd haar hoofdtaak waarvoor ze gesubsidieerd werd. Men heeft nog enkele jaren gelobbyd voor een vrijwillige gemeenschapsdienst als opvolger van de burgerdienst, maar dit was onsuccesvol. Al snel werd een nieuwe invulling van de taken gevonden om het blijvend bestaan te verantwoorden. De focus kwam volledig te liggen op vredesopvoeding voor jongeren. Dit was al een deelwerking onder de werkgroep ‘Jeugd en Vrede’, en werd nu de hoofdtaak van de organisatie. Geleidelijk aan veranderde ook de naam. Zo zien we eerst nog een combinatie van ‘Burgerdienst voor de Jeugd – Jeugd en Vrede’, om dan vanaf 1994-1995 officieel te kunnen spreken van de vzw Jeugd en Vrede. Allerhande initiatieven werden uitgedacht en verspreid via scholen en culturele centra. Kenmerkend voor Jeugd en Vrede was de focus op een educatieve jeugdwerking. Of het nu een reis was, een kamp, een spel of een tentoonstelling; er zat altijd een boodschap achter. Begin 2000 stond bijvoorbeeld het thema ‘kinderen en jongeren met een vluchtverhaal’ centraal. Vredeseducatie bleef belangrijk, zo nam Jeugd en Vrede meer dan 10 jaar deel aan het scholenzangfeest ‘zingen voor de vrede’. Na bijna vier decennia in het vredeshuis in Brussel verhuisde Jeugd en vrede in 2004 naar de Koningin Astridlaan 160 in Mechelen. De organisatie werd in de praktijk steeds meer een jeugdbeweging, ook al zagen ze zichzelf nog steeds als een ‘vredesbeweging met focus op de jeugd’. Jongeren en leerkrachten leken zich steeds minder aangesproken te voelen tot het thema, en de naam ‘Jeugd en vrede’ klonk te archaïsch. Het succes van de tentoonstellingen en educatieve spelen werd minder, en zo begon jeugd en Vrede geleidelijk aan het vormingsaanbod naar scholen af te bouwen. Tumult (2013-…) Er was nood aan een nieuwe missie en naam die beter aansluit bij wat leeft bij kinderen en jongeren. Zo wordt in 2013 ‘Tumult’ geboren, met als slogan ‘Talent voor samen leven!’ |