501: Archief van Louis Major

Het archief bevat hoofdzakelijk stukken betreffende de laatste periode van zijn carrière : ongeveer 60 procent van de dossiers zijn afkomstig van de kabinetten. Het is opvallend hoe weinig documenten voorhanden zijn uit de meest belangwekkende periode van Majors leven : zijn activiteit als adjunct s...

Full description

Saved in:
Bibliographic Details
Raadpleegbaarheid:Momenteel niet raadpleegbaar wegens herwerking
Reference code:501
Level of description:archief
By: Major, Louis
Date:1904-1985
Online access: https://hdl.handle.net/10796/40C7EEC2-07C1-49BA-BA6A-08022ED8D366?locatt=view:level2
Tags: Add Tag
No Tags, Be the first to tag this record!
Description
Summary:Het archief bevat hoofdzakelijk stukken betreffende de laatste periode van zijn carrière : ongeveer 60 procent van de dossiers zijn afkomstig van de kabinetten. Het is opvallend hoe weinig documenten voorhanden zijn uit de meest belangwekkende periode van Majors leven : zijn activiteit als adjunct secretaris-generaal en als algemeen secretaris van het ABVV. De weinige dossiers uit deze periode bevatten echter wel belangrijke informatie, onder meer over de interne verhoudingen in het ABVV kort na de fusie, over ABVV-Kongo en over de staking 1960-61. Tenslotte zijn er nog enkele belangrijke dossiers betreffende het illegale BVV en de totstandkoming van het sociaal pact.
Date:1904-1985
Physical description:23,65 strekkende meter
Notes:Biografie: Louis Major werd geboren te Oostende op 20 december 1902 en trad kort na de Eerste Wereldoorlog toe tot de socialistische beweging van Oostende via de Socialistische Jonge Wacht. In 1923 werd hij secretaris van de plaatselijke afdeling van de Belgische Transportarbeidersbond (BTB). Hij was ook lid van de nationale leiding van de AJC, waarin hij samenwerkte met onder andere Gust De Muynck en Tuur De Sweemer. Intussen kreeg zijn politieke en syndikale carrière vorm. Vanaf 1925 zetelde hij in het nationaal uitvoerend bestuur van de BTB, in 1923 werd hij gemeenteraadslid te Oostende en vanaf 1933 lid van de Westvlaamse provincieraad. De loopbaan van Major nam een nieuwe wending met de algemene staking van 1936. Hij onderkende het gevaar dat communistische militanten de staking zouden gebruiken om de leiding van de Transportarbeidersbond te destabiliseren en een grotere macht te verwerven. Major bleek de ideale persoon om een interne zuivering door te voeren en de communisten uit te schakelen. Hij werd provinciaal secretaris van de moeilijkst te leiden groep : de dokwerkers. In het voorjaar van 1940 stelde Bondas hem aan als nationaal secretaris van het Belgisch Vakverbond (BVV), maar de oorlog heeft er voor gezorgd dat Major pas in 1945 aan zijn nieuwe opdracht kon beginnen. Tijdens de oorlog was hij zowel actief in de illegale socialistische partij als in de vakbond. Hij was een van de onderhandelaars die de basis legden van het "voorontwerp tot sociaal akkoord" in 1944. In 1945 werd Major nationaal secretaris van het ABVV, dat ontstond na een fusie van de tijdens de oorlog gedesintegreerde socialistische vakbeweging. Major vertegenwoordigde de gematigde en pragmatische strekking binnen het ABVV en was als dusdanig tegenstander van de radicale André Renard, die eveneens nationaal secretaris was. In 1952 werden voor de eerste keer de koppen geteld toen beiden tegen over elkaar stonden als kandidaat-opvolgers van algemeen secretaris Paul Finet. Major haalde het nipt met 56 stemmen tegen 53 voor Renard bij 4 onthoudingen. In 1968 nam Major afscheid van het ABVV om plaats te maken voor Georges Debunne. Hij ruilde zijn syndicale loopbaan toen voor een politieke. Sinds 1946 was Major volksvertegenwoordiger en kreeg na zijn pensionering als vakbondsleider de functie van Minister van Arbeid aangeboden in de opeenvolgende kabinetten Eyskens-Cools (1968-1972). De val van de regering Eyskens in het najaar van 1972 zorgde voor een voortijdig einde van Majors ministeriële loopbaan. Hij zetelde nog een aantal maanden in het parlement, maar bij de wetgevende verkiezingen van 1974 maakte Major ook op politiek vlak ruimte voor verjonging. In 1973 was hij door de Koning tot Minister van State benoemd, waardoor hij statutair recht kreeg de zittingen van het partijbureau van de SP te blijven bijwonen, een recht waarvan hij tot zijn overlijden gebruik maakte. Het grootste deel van zijn tijd besteedde hij van dan af aan de talloze nevenorganisaties die op hem beroep bleven doen : de Antwerpse Gouw van de Socialistische Turnbond van België, de Socialistische Centrale voor Sportbeleid, de Arbeidersvoetbalbond en het sanatorium De Mick.